Een naam als een doemdagsklok en een roadmovie langs al vaker bezochte plekken. Paul Schraders The Card Counter torst het gewicht van het verleden, maar hoe scherp staat die klok toch afgesteld en hoe verleidelijk zijn niet die goktenten, motels en andere zogenaamde tussenplaatsen?
Paul Schrader is ondertussen 75, maar nog steeds erg geboeid door Filmisch Verantwoorde Schuldvragen. Een opzichtige nadruk op gravitas spookt door zijn oeuvre. Schrader zal niet aarzelen om daarbij oude meesters op te roepen: hoeveel van zijn films eindigen er ondertussen al niet met een knipoog naar het slot van Pickpocket (1959)?
Waar iemand als Brian De Palma het recycleren van bekende beelden tot kunst verheft, blijft Schrader toch vaak gevangen in dezelfde schema’s. Anno 2021 heeft hij dan ook iets weg van Mort Rifkin, de ex-filmprofessor uit Woody Allens Rifkin’s Festival (2020), die spontaan zijn liefde voor sixtieskunstfilms verkondigt aan wie het horen wil. Ook in The Card Counter gaat een getormenteerd hoofdpersonage, genaamd William Tell (Oscar Isaac), gebukt onder zijn verleden, ditmaal zelfs gelieerd aan de oorlog in Irak. Qua premisse lijkt The Card Counter dan ook nogal een herkauwing van Schraders oeuvre, inclusief voor de hand liggende parallellen met het door hem gepende Taxi Driver (1976).
Ondanks dit alles is The Card Counter toch een schot in de roos, aangezien Schrader de belangrijkste regel van een filmmaker respecteert: je moet bereid zijn om de kijker te willen verleiden. Zelfs een moreel bedenkelijke antiheld moet het publiek overtuigen dat zijn leefwereld superieur is en dé aangewezen plek om een honderdtal minuten door te brengen. Daar slaagt The Card Counter met verve in. Isaacs William Tell boeit vanaf de eerste minuut. In de openingsscène brengt hij, in voice-over, een lofrede over het gevangeniswezen: de structuur, de voorspelbaarheid, het ontbreken van highs en lows… Dat klinkt inderdaad aanlokkelijk. Zou de gevangenis van Sint Gillis een stilteretraite plus digital detox aanbieden?
Vervolgens neemt Tell je mee op een roadtrip door de Verenigde Staten waarin een resem goktenten, baanrestaurants en motels de revue passeren. Het is het soort reis waarvan je hoopt dat hij nooit zal ophouden. Deze plaatsen (de zielloze hipsters van Cahiers du Cinéma noemen ze natuurlijk ‘non-lieux’) oefenen een magische aantrekkingskracht uit. Het zijn ongentrificeerbare mastodonten, enkel met de wagen bereikbaar (hier geen ergerlijke 15-minute city-toestanden), die buitenproportioneel veel plaats innemen. Dit gebrek aan verdichting is moeilijk te verantwoorden vanuit ecologisch oogpunt en zou menig bouwmeester doen steigeren, maar wat weegt een weinig duurzaam ruimtegebruik op tegen de Edward Hopper-achtige schoonheid van een onthecht individu, verloren in een betonnen oase, badend in lichtreclame? Het personage van Isaac dwaalt rond over eindeloze parkings en in de gangen van nagenoeg verlaten casino’s, wat de film een bijna meditatieve ervaring maakt. Hij is de meester over zijn ruimte, zoals de schepper dat bedoeld heeft. Dit contemplerend kantje lijkt haaks te staan op het recreatieve karakter van goktenten, maar zorgt toch voor een interessante symbiose. Voor het gekwelde personage van Isaac fungeren zijn casinobezoekjes als een vorm van ascetisch hedonisme. Genotsbevrediging, maar op een gecontroleerde, prikkelarme manier en in een omgeving die zich leent tot bezinning en zielsrust. Deze bescheiden opvatting van weelde vinden we zelfs terug in Tells garderobe: effen stoffen, donkere kleuren. Low-key en toch stijlvol, met als pronkstuk een fraaie, zwarte katoenen blouson, die zowel een sportieve als een geklede outfit siert.
Deze veelheid aan schijnbaar tegenstrijdige geneugten maakt van The Card Counter een rijke ervaring. Een prachtige, romantische film voor zij die gevoelig zijn voor de poëzie van een laatavondbezoekje aan de Lunch Garden of een verblijf in een Ibis Airport Hotel; zonder weliswaar een vlucht te moeten halen.
REGIE Paul Schrader
SCENARIO Paul Schrader
FOTOGRAFIE Alexander Dynan
MONTAGE Benjamin Rodriguez Jr.
MUZIEK Robert Levon Been, Giancarlo Vulcano
MET Oscar Isaac, Tiffany Haddish, Tye Sheridan
PRODUCTIELAND Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, China, Zweden
JAARTAL 2021
LENGTE 111 minuten
DISTRIBUTIE Belga Films
RELEASE 30 december 2021
Radu Jude is berucht voor zijn onvermoeibaar vermogen om het donkere verleden van zijn land binnenstebuiten te keren. Met Bad Luck Banging or Loony Porn, zijn Gouden Beer-winnende nieuwe film, kijkt hij met een even chirurgisch precieze blik naar het heden.
Met The Tragedy of Macbeth maakt Joel Coen van Shakespeares complexe theatertekst een vlot leesbaar en virtuoos verbeeld machtsdrama, maar in de computergestuurde vertaling gaat een en ander verloren. Coen behoudt de woorden van de bard, maar strijkt de plooien tussen zijn versregels glad.
De eerste tentoonstelling die de Brusselse bioscoop Palace presenteert, is er een die in Frankrijk stofwolkjes deed opwaaien. Tussen films, foto’s, kostuums en de deux-chevaux uit Le corniaud (1965) verschijnen trendy tributen aan Louis de Funès, dé driftkop van de Franse komedie.
Details doen ertoe in de films van Asghar Farhadi. Schijnbaar onooglijke handelingen hebben verstrekkende gevolgen, ook als hij ze moedwillig buiten beeld houdt of wegstopt tussen tirades van personages die wegzakken in een moeras van morele ambiguïteit. Zoals de held van A Hero, wiens heroïek vluchtig blijkt.