Hoe fun(est) is De Funès?

De eerste tentoonstelling die de Brusselse bioscoop Palace presenteert, is er een die in Frankrijk stofwolkjes deed opwaaien. Tussen films, foto’s, kostuums en de deux-chevaux uit Le corniaud (1965) verschijnen trendy tributen aan Louis de Funès, dé driftkop van de Franse komedie.

11.10.2021 | Tobias Burms

Wat is er fijner dan een persconferentie over Louis de Funès (1914-1983) bijwonen namens een tijdschrift genaamd Fantômas? Het uitspreken van die naam boezemt angst in bij mijn medejournalisten, die vermoeden dat ze te maken hebben met een autoriteit ter zake. Ter voorbereiding van deze vreugdevolle gebeurtenis nam ik nog eens een duik in het omvangrijke oeuvre van Frankrijks bekendste driftkikker – inclusief de Fantômas-trilogie uit de jaren zestig – en kwam ik tot de conclusie dat een thematijdschrift rond De Funès nog geen gek idee zou zijn.

Met de 147 op IMDb aangeduide films zouden we wel even zoet zijn, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat hij in driekwart daarvan totaal irrelevante bijrolletjes speelt. De Funès brak immers pas door als vedette midden jaren zestig, toen de beste man al vijftig was. De focus van de tentoonstelling in Cinema Palace – die gepaard gaat met een retrospectieve – ligt natuurlijk op de echte De Funès-vehikels.

Menu op maat

In de nasleep van de coronacrisis mag er best wat gelachen worden, is de insteek van de persconferentie waarvoor ook Frédéric Bonnaud (de directeur van de Cinémathèque française) kwam opdagen. De tentoonstelling is inderdaad een reprise van de expositie die daar vorig jaar nog te zien was. Als het regent in Parijs, druppelt het in Brussel, zoals ook al uit het coronabeleid van Rudi Vervoort en Alain Maron bleek. Het is een moedige zet van Cinema Palace om hun eerste expositie te wijden aan een figuur als De Funès. Ook voor de Cinémathèque bleek dat geen evidentie, zelfs al hebben ze daar een langere traditie qua eclectisme dan bij Palace, dat pas in haar kinderschoenen staat.

Tentoonstelling Louis de Funès in Palace, Brussel

Of het zal lukken om een ‘breed, atypisch publiek’ aan te trekken met deze tentoonstelling, is nog maar de vraag. In die zin is het enigszins storend hoe tijdens de persconferentie blijkt dat men De Funès in het bobo-écolo-keurslijf heeft proberen te dwingen. Zo legt Leticia Sere van galerie Grafik uit dat tien Brusselse illustratoren de gelegenheid hebben gekregen om het metrostation Beurs op te leuken met tien eigentijdse updates van De Funès’ affiches. Deze remakes dienen natuurlijk hedendaagse zeden te weerspiegelen: op de poster van Le gendarme de Saint-Tropez (1964) zien we thans maréchal Cruchot en zijn dochter op gelijke hoogte, vertelt Sere, en bovendien heeft dochterlief nu een heuse tatoeage!

Daarnaast zal chef Kenzo Nakata van het hippe restaurant Gramm in Bar Palace een aangepast menu presenteren, geïnspireerd op het oeuvre van De Funès; uiteraard met veel lokale en biologische producten. Het klinkt behoorlijk trendy allemaal. De overheerlijke entrecote Bercy uit Le gendarme à New York (1965) kunnen we dus op onze buik schrijven. “Eat less meat”, zien we nog in koeien van letters verschijnen op een afbeelding van galerie Grafik. Dat De Funès blijkbaar een of ander moestuintje had, is een nogal doorzichtig excuus. Alsof Palace het zich als culturele instelling zou kunnen permitteren om onhip voedsel te serveren. Wie denkt aan het oeuvre van De Funès, denkt natuurlijk in de eerste plaats aan vettige, volkse Franse keuken, zoals opgediend in de café des routiers van weleer: andouillette, aligot, dat soort kost. Dat had nu nog eens een breed publiek gelokt, bon sang!

Wel- of niet denkend?

Dat ook de cinema van De Funès niet ontsnapt aan het ideologisch strijdtoneel van ‘het gewone volk’ versus ‘de elite’, bleek al uit de kleine hetze die in Frankrijk ontstond naar aanleiding van de retrospectieve. Na een eerste aankondiging door de Cinémathèque verscheen er op de website van het cultuurtijdschrift Transfuge een stukje getiteld ‘Louis De Funès et la nouvelle bien-pensance’. Het artikel noemt het ophemelen van mainstreamvermaak zoals dat van De Funès een nieuwe vorm van snobisme. “Waarom niet meteen een Chuck Norris-retrospectieve?” besluit journalist Jean-Christophe Ferrarri. “Geef mij maar een vertrouwde Citroën 2CV in plaats van zo’n arrogante sportbak”, horen we De Funès-fans fulmineren.

De rechtse vakpers schoot vervolgens in een kramp en creëerde een imaginair vijandsbeeld van een meute anti-Franse progressievelingen die volksheld De Funès zou willen cancelen. Quod certe non: het oeuvre van De Funès als subversief willen voorstellen, is net wat te veel eer. Dat De Funès niettemin een retrospectieve verdient, staat wat mij betreft buiten kijf: zijn oeuvre is emblematisch voor een Frankrijk uit vervlogen tijden, de zogenaamde trente glorieuses: een periode van overdaad, maar evenzeer van maatschappelijke ontwrichting. Voor de internationale cinefiele gemeenschap is dit tijdperk (en de gebeurtenissen van mei ’68) onlosmakelijk verbonden met de nouvelle vague, maar de cinéma franchouillard – het volksvermaak uit die periode van grootheden als Michel Audiard en Georges Lautner – waartoe ook het werk van De Funès behoort, biedt net zo goed een fascinerende blik op de tijdsgeest van toen.

Fantômas se déchaîne (1965)

Al heeft Ferrari ergens wel een punt dat het ophemelen van een komiek als De Funès soms gepaard gaat met een vorm van aanstellerij. Bij sommige (Franstalige) cinefielen bestaat de tendens om onoprecht vertederd te doen over de ‘magie’ van slapstickhelden: Charlot, Keaton, bien sûr, maar net zo goed Bud Spencer en Jerry Lewis, alsof hun simpele bekkentrekken een welkome verademing biedt in het bestaan van de cinefiel, die normaliter enkel hoogstaande intellectuele geneugten ervaart. Door De Funès kunnen zij zich opnieuw ‘kind’ voelen, zij het op een gesofisticeerde en zelfbewuste manier. Alsof hipsters nu zelfs de notie van ‘kinderlijke blijdschap’ willen gentrificeren.

In die zin is het tekenend hoe de tentoonstelling zich aan de allerkleinsten tracht op te dringen, met een luik met randanimatie voor kinderen. Laten we echter wel wezen: de gemiddelde negenjarige anno nu heeft daar geen boodschap aan. Bovendien doet men zo het oeuvre van De Funès wat te kort, door te vertrekken van de misvatting dat komedies enkel ‘leuk’ of ‘gezellig’ moeten zijn. Bij het herbekijken van een aantal De Funès-films werd ik net getroffen door de muffe lelijkheid van de beelden en de afstotelijkheid van zijn vele grimassen. Een gevoel van onbehagen dat me nog dagen zou achtervolgen: kan cinema een hoogwaardiger doel bereiken?

 

De tentoonstelling loopt nog tot 16 januari in Palace, Brussel.

gerelateerde artikelen
 

Lamento voor een dode slang

De mythe van Orpheus en Eurydike spreekt al eeuwenlang tot de verbeelding: een jonge zanger wil zijn geliefde terughalen in de onderwereld maar verknalt het door om te kijken. Misschien zou de bevrijding beter lukken als de genderrollen werden omgekeerd?

Niet voelen, maar handelen

In François Ozons familiedrama Tout s’est bien passé worden de rollen omgekeerd. Dochter Emmanuèle wijdt haar leven volledig aan haar vaders laatste wens: de wens om te sterven. Ozon belicht niet de emotionele maar de praktische kant van dit proces, want – zo staat Willem Elschot hem bij – “tussen droom en daad staan praktische bezwaren”.

 
 

Onderaardse verhalen

Liesbeth De Ceulaers docufictiefilm Holgut verbindt mythes en legendes uit het verleden met gemoedelijke gesprekken in het heden en droombeelden over de toekomst. In alle drie waart iets van de lang uitgestorven mammoet rond: soms slechts een afdruk, soms een enkele slagtand, soms het hele beest met huid en haar en knipperende tekenfilmogen.

Staatsgeheim binnen en buiten het kader

Uit voormalige Oostbloklanden komen er sporadisch ‘revisionistische’ films, waarin een nieuw licht wordt geworpen op historische fenomenen die tijdens de Koude Oorlog in de doofpot waren gestopt. Enkele voorbeelden zijn Sunshine (István Szabó, 1999) en Katyń (Andrzej Wajda, 2007). Andrej Kontsjalovski’s Dear Comrades! sluit daarbij aan.

 
 

Tussen tweevoud en tweedeling

De ware inhoud van Son-Mother verschuilt zich achter een donker doek. Man en vrouw, moeder en zoon worden tegenover elkaar geplaatst, tussen hen verschijnen de diepste afgronden. Ook als toeschouwer kijk je soms angstig neer op koude, kolkende diepten.

Vlinderen met bijen. Nina de Vroome over Globes

Verrassend didactisch plaatst de documentaire Globes ons voor de vraag of film nog boudweg onderwijzend mag zijn. Niet dat Nina de Vroome zich op de kansel hijst of een belerend toontje aanslaat. Veeleer schept ze genoegen in de overdracht van kennis via film, in vormen en verhalen.

 
 

Wat meer en vooral niets minder. Thierry Zéno gerestaureerd

CINEMATEK brengt hulde aan de visionaire Belgische kunstenaar en filmmaker Thierry Zéno zaliger. Uit de recente restauratie van zijn werk vloeit een dubbele dvd-release met drie van zijn inktzwarte films. Het is een wonderbaarlijke en bijzonder wrange collectie van de meest controversiële filmmaker die België ooit mocht kennen.