Vlinderen met bijen. Nina de Vroome over Globes

Verrassend didactisch plaatst de documentaire Globes ons voor de vraag of film nog boudweg onderwijzend mag zijn. Niet dat Nina de Vroome zich op de kansel hijst of een belerend toontje aanslaat. Veeleer schept ze genoegen in de overdracht van kennis via film, in vormen en verhalen.

29.09.2021 | Bjorn Gabriels

Hoewel bijen en hun wonderlijke, maar bedreigde wereld vol de aandacht krijgen in Globes, steelt een vlinder een markante scène uit Nina de Vroomes documentaire. Kijkend naar een staalblauwe lucht en met weidse gebaren herinneringen ophalend aan hoe een bijenkoningin hoog boven hem paarde met darren, ziet een Sloveense imker als bij toverslag een vlinder op z’n vinger landen. Zulke momenten vormen het ambrozijn van Globes, een filmessay dat in vrijelijke associaties vlindert tussen Sloveense folkloristische schilderijen, een Amerikaans massagraf voor bijen en andere bijenverhalen. Door zich te laten meeslepen door mensen, verhalen en vormen onderweg draagt ze haar enthousiasme over op de kijker, die ze net zo goed een heldere les bijenbiologie voorschotelt. Die lessen onderbouwt ze onder meer met naïef ogende animaties die tonen dat verwondering een zucht tot inzicht voedt en blijvende nieuwsgierigheid stimuleert.

Je film heeft een duidelijke, zij het speelse didactische toon. Dat zie je niet zo vaak vandaag de dag. Hoe ben je daarbij uitgekomen?
Tot in de jaren tachtig werd op de Duitse televisie Telekolleg uitgezonden, een soort schooltelevisie. Die lessen hebben een enorme helderheid, waarbij natuurkundige of biologische processen worden uitgelegd aan de hand van schaalmodellen of kleine testjes. Zo’n didactische benadering heeft me altijd al gefascineerd: je kan er veel van leren en tegelijk zijn ze een abstract vormenspel. Bij documentaires bestaat de verwachting dat ze de realiteit uitleggen of een problematiek ontleden. De spanning tussen het herwerken van kennis en de vrije vorm die documentaires kunnen hebben, vind ik heel interessant.

Tegelijkertijd is een didactische aanpak niet bepaald bon ton in het domein van de artistieke documentaire.
Ja, veel mensen voelen een weerstand tegen iets ‘uitgelegd’ krijgen. Al is uitleggen voor mij ook een verhaalvorm, een die zowel de kijker als mezelf uitdaagt om een narratieve structuur op te bouwen. Als maker gaat het dan over proberen in beeld te brengen wat eigenlijk onzichtbaar is, dat tastbaar maken door een filmische vorm. Ik vind het boeiend om te starten vanuit hypereenvoudige vormen en die te laten ontwikkelen naar iets heel anders, of de kijker plotseling een beeld te geven dat daar helemaal buiten valt. Zo ontstaat er een spel van representatie, illustratie en associatie, waarin de zaken beginnen te schuren. Met Globes wilde ik een verschuiving evoceren van een schematische naar een associatieve wereld. De film begint met een aantal bouwstukken die zich vervolgens openvouwen, die wegglijden naar iets anders.

Je kiest er niet voor om die didactische benadering te deconstrueren, zoals hedendaagse documentaires wel vaker doen. Je levert ook geen ironische of sarcastische kritiek op die vorm, maar omarmt hem.
Ja, inderdaad. Ik hou erg van kijken naar film als het ontvouwen van inzicht. Dat zie ik in films van Shinsuke Ogawa van Ogawa Productions. In zijn Furuyashiki Village (1982) komt een filmploeg aan in een dorp, waar ze onderzoeken hoe de rijstvelden in het centrum van zo’n gemeenschap bestaan en dat zowel biologisch, cultureel als historisch. Daarbij werken ze heel didactisch, met schema’s en close-ups. Bovendien gaat het ook om de aandacht voor wat het werkelijk betekent om op zo’n plek te zijn. Ogawa zegt dat hij verder wil gaan dan iets uit te leggen en ook de existentiële sensatie van een rijstveld wil evoceren. Er is tegelijk een didactische en een sensoriële benadering van de werkelijkheid. Het leven van bijen is ook zo’n biologisch onderwerp zoals de rijstvelden van Furuyashiki en daar past die benadering heel goed bij.

Komt die didactische vorm dan voort uit je research?
Net als mijn vorige films is Globes organisch gegroeid uit een fascinatie. Die begon bij de bijendans, de architectuur van raten, de samenlevingsstructuur bij bijen en de innige relatie die ze hebben met het landschap. Dat alles voelde eenvoudig en helder aan, maar is tegelijk onfilmbaar. In een bijenkast is het donker, dus dat dwingt je al om vormen te vinden waarmee je over het leven van bijen kan vertellen. De structuur van de film is ook gelieerd aan de bewegingen van bijen in hun bijenkast. In zo’n kast heeft ieder zijn taak en alles loopt gecoördineerd. Zo begint de film ook, met een soort staalkaart van het leven van een bij. Al snel gaan de bijen echter het veld in om op zoek te gaan naar nectar en pollen. De film volgt die beweging, waarbij ik net zo afgeleid raak door de omgeving als de bijen. Ik zocht manieren om me te laten afleiden, daarin gegidst door de personages, de imkers die ik ontmoette.

Daarbij verlies je jezelf ook wel een keer, bijvoorbeeld in eerder gefictionaliseerde scènes, waarna je jezelf speels tot de orde roept en weer overschakelt naar het didactische niveau.
Ja, Globes gaat ook wel over herinneren en over het proberen vastgrijpen van een ervaring van mij of de personages. Maar die ervaringen blijven altijd ongrijpbaar, zijn nooit helemaal te bevatten. Specifiek de fictiescènes werken voor mij als herinneringen. Iedere herinnering is een reconstructie en dus heeft de scène waarin een imker vertelt over zijn gestolen bijen de vorm van een re-enactment. Elke ontmoeting met een personage is als een stemvork die wordt aangeslagen, waarmee ik resoneer en die me in een nieuwe stemming brengt.

Eén zo’n moment dat zeker blijft natrillen, is wanneer een vlinder als bij verrassing landt op de vinger van een personage in Slovenië.
Dat was een gelukkig toeval. Ik vroeg hem om zich in te beelden wat er gebeurde toen de bijenkoningin boven hem rondzweefde met de darren achter zich aan. Ik filmde de lucht waar op dat moment niks te zien was, maar waarbij je je kan voorstellen dat er bijen rondvliegen. Tot er dan toch iets uit de lucht kwam, alsof de herinnering aan dat magische moment door een mysterieus teken even tot leven werd gebracht.

Je filmt de man bijna alsof hij de omgeving probeert te dirigeren of zelfs bemeesteren, maar uiteindelijk is het de omgeving, de natuur, en niet de man of zijn uitleg die het moment dirigeert. We zien dus een omkering.
Ja, en dat raakt wel aan de kern van wat ik heb ervaren tijdens het maken van de film. Het is de omgeving die het leven van de personages orkestreert. Landschappen zoals ongerepte bergketens of juist een gecontroleerde monocultuur worden weerspiegeld in de psyche van mensen. De mens legt landschappen aan, maar tegelijk wordt hij erdoor gevormd. Er is een sterke correlatie tussen het landschap en de manier van denken over de wereld, over economie en over landbouw. Mentale landschappen komen voort uit fysieke landschappen.

En die mentale landschappen ontwikkelen zich ook in de tijd, zoals de Sloveense folkloristische schilderijen op bijenkasten die je toont en die zorgden voor een overdracht van kennis en van vormen.
Ik zag ooit Beekeeper’s Scrapbook (Dušan Makavejev, 1958) met alleen maar voorkanten van bijenkasten, waar bijen in en uit vliegen. Later ontdekte ik dat die traditie in Slovenië bestaat en ze deed me ook denken aan de kamishibai, een traditioneel Japans verteltheater waarbij de verteller rondreist met een doos met platen op zijn rug. Die doos kan aan de voorkant open en vormt dus een soort minitheater, waarbij de verteller steeds een plaat wegneemt en er nieuwe beelden zichtbaar worden die zijn verhaal illustreren. Zo’n kamishibai lijkt enorm op de Sloveense bijenkasten met hun schilderijen en uitneembare raten. De bijenkasten werden vroeger ook op de rug meegenomen naar nieuwe bloemenvelden, waarbij ik me kon voorstellen dat mensen uit andere dorpen kwamen kijken naar de imker die zijn bijen en daarmee ook zijn verhalen meebracht. Veel bijenkasten illustreerden verhalen uit de Bijbel, maar er waren ook afbeeldingen met volksverhalen en zelfs actualiteitsberichten. De meeste folkloristische kunst in Slovenië is verloren gegaan omdat er niet op dezelfde manier zorg voor werd gedragen als voor de bijenkasten, maar veel bijenkastschilderijen zijn bewaard gebleven in het bijenmuseum in Radovljica.

Verhalen vertellen via de opeenvolging van geïllustreerde platen heeft ook iets filmisch.
Je hebt aan de buitenkant van de bijenkasten schilderingen die een verhaal vertellen, maar voor mij waren de raten zelf ook als een beeldscherm, als een soort gepixelde afbeelding van de wereld die gedecodeerd zou kunnen worden. Dat deed me denken aan Wax or the Discovery of Television Among the Bees (1991), een experimentele sciencefictionfilm van David Blair waarin bijen een transcendentaal televisienetwerk uitrollen waarmee ze beelden uitzenden die ze in hun raten produceren. Als je naar een raat kijkt, zie je inderdaad verschillende kleuren als van pixels, pollen afkomstig van de diverse bloemen in de omgeving. Op die manier is een raat, zoals ik ook toon in Globes, een gecodeerde afbeelding van het landschap.

Ergens ben je dan als maker geen nectar maar allerlei vormen en verhalen aan het verzamelen en maak je van je film een collectie miniverhaaltjes.
Ik zoom in op kleine verhalen, die af en toe worden onderbroken door een overvliegend vliegtuig. Terwijl we naar de grond kijken en naar de dingen die daar groeien, vliegen boven onze hoofden vliegtuigen de hele wereld over. Zo combineert Globes specifieke lokale plaatsen met de geglobaliseerde wereld, waarin plaatsen inwisselbaar zijn. Ik heb gefilmd in amandelvelden in Amerika waar je honderden kilometers kan wandelen zonder dat je een nieuw landschap tegenkomt. Je bent ergens, maar tegelijk ben je nergens, want iedere plaats is identiek aan een plek honderden kilometers verderop. En dat geeft een heel onaards gevoel. Vandaar ook de associatie van imkers als astronauten die in een lege ruimte zweven en halsstarrig een artificiële wereld in stand proberen te houden.

Je zou een schematische tegenstelling kunnen opzetten tussen het folkloristische Slovenië en het kapitalistische Amerika, tussen het artisanale en het industriële. Tot op zekere hoogte zit dat ook in je film, maar toch staan de personages in beide landen heel dicht bij de bijen.
Ze hebben allemaal hun liefde voor die dieren. En zowel in Slovenië als Amerika hebben sommige personages een spirituele visie, waarin ze bijen linken aan hemellichamen. Een van de Amerikaanse personages, Robert, voert een ritueel uit waarbij hij zwarte doeken over de bijenkasten hangt. Dat is verbonden aan een oud gebruik uit vooral Engeland, Nederland, Vlaanderen en West-Duitsland. Het wordt telling of the bees genoemd en daarbij werden bijen gezien als een onderdeel van de familie. Zo moesten bijen op de hoogte gebracht worden als er een familielid stierf, want als ze niet in de rouw werden betrokken, zouden ze misschien weggaan. Dan werden er dus zwarte doeken over de bijenkasten gehangen en kregen de bijen ook een deel van de rouwmaaltijd. Ik vroeg Robert om dat ritueel uit te voeren, waarbij ik benieuwd was wat dat voor hem zou betekenen. Het was voor hem een onverwacht emotionele ervaring. Zoiets behoort tot de kern van film: je vraagt iemand om een handeling uit te voeren, die daardoor de waarde van een ritueel krijgt.

Ook dat is te koppelen aan didactiek, aangezien lesgeven eveneens in grote mate een ritueel is, een handeling in een zeer specifieke context. Zoals je hebt getoond bij de lessen aan een zeevaartschool in je film Een idee van de zee (2016).
De overlevering van didactiek fascineert me al langer. Je geeft daarbij steeds opnieuw iets door aan een volgende generatie en door die herhaling van de lesstof wordt er een lijn getrokken van het verleden naar de toekomst. Daarnaast zijn er de vereenvoudigde lesvormen, schematische voorstellingen die een heel complexe wereld begrijpelijk proberen te maken. Daarbij kan je nooit compleet zijn en missen er altijd dingen. Toch ontroert die poging mij.

In Een idee van de zee en zeker in Globes werk je inderdaad met eenvoudige, duidelijke, soms naïeve vormen. Is dat nodig om de kijker, of de ontvanger van een didactische handeling, de openheid te laten er zelfs iets mee te doen?
Ja, dat is voor mij een interactieve vorm. Zelf zie ik in films ook graag een heldere premisse. Dat ze een spel spelen met mij als kijker waarbij ze puzzelstukken aanreiken, maar soms ook zaken achterhouden. En dat ze je er heel bewust van maken dat je naar een film aan het kijken bent, met een specifieke vorm en een specifieke boodschap. Waarbij je een bepaalde afstand neemt tot het realistische. Je komt al snel in een gefabuleerde werkelijkheid terecht. Het didactische ligt immers ook heel dicht bij een poëtische vorm. Bijvoorbeeld wanneer ik in Globes vertel over de koningin die in de lucht paart met darren en daar een beeld op laat volgen van een oud gebouw met Griekse godenbeelden op het dak. Zo’n associatie tussen bijen en mannen- en vrouwenfiguren in de lucht is een uitnodiging om even mee te denken met de film. De spanning tussen een illustratief en een poëtisch beeld zit ook in de sintels die van een vuur de lucht in vliegen en uitdoven terwijl ik praat over darren en de efemere, tijdelijke aard van hun leven, dat tegelijk cruciaal is.

Zo’n relatie tussen het vluchtige en de overlevering naar volgende generaties hebben didactiek en film dan met elkaar gemeen. Zoals bij de Sloveense vrouw in Globes die aangeeft dat een bijenkolonie nooit sterft.
Of zoals de schoolkledij van de jongens in Een idee van de zee die steeds worden hersteld en opnieuw doorgegeven aan nieuwe generaties leerlingen. De kleren vernieuwen zich als cellen in een lichaam en bestaan in een soort zeetijd, die steeds verandert, maar toch altijd hetzelfde blijft. Dat zit ook in zo’n bijenkolonie, waarin iedere dag bijen sterven terwijl de kolonie blijft voortleven. En dat kan alleen maar omdat er binnen de kolonie een heel systeem van overlevering bestaat. De bijen leren vliegen, leren naar dansen te kijken…

Een andere film van je, Het geluk van honden (2019), speelt ook in een didactische setting. Je toont daarin namelijk politiehonden die worden getraind. Al laat die film wel een meer duistere kant van educatie zien.
Ja, maar tegelijk zijn die honden ook wel gebonden door liefde. Je kan niet echt dezelfde woorden gebruiken voor honden als voor mensen, maar toch lijkt hun ongelooflijke trouw aan hun baasjes op liefde. Hun opleiding is een werk van liefde en van agressie, waarbij de film toont dat liefde ook een gewelddadige kracht is. De honden zitten in een kooi waarin ze op hun baasjes wachten en de hele tijd rondjes draaien. Je voelt dat ze opgesloten zitten in een eeuwig nu. Naar die ervaring van het nu kijken vond ik heel intens. Tegelijk bevat het lichaam van zo’n hond een hele geschiedenis. Ze zijn generatie op generatie gefokt en getraind om dicht bij mensen te zijn en hen te kunnen aanvoelen en begrijpen. In honden zit een ultiem nu en tegelijk een link naar een paar duizenden jaren geleden.

Het valt op dat je films hebt gemaakt over twee diersoorten die nauwelijks nog in het wild bestaan. Is het een deel van je fascinatie daarvoor dat ze zo dicht staan bij de mens, of zo dicht bij de mens zijn getrokken?
Er is een hybride cultuur ontstaan die de mens en deze dieren delen, die rond deze dieren is geconstrueerd. En dat interesseert mij, de intieme omgang die de mens heeft met het Andere, met de natuur en zeker met dieren. Daarin zie je naast de confrontatie met het Andere ook een vertrouwdheid. Ik vind het heel interessant hoe mensen die vertrouwdheid vormgeven.

Hoe kijk je dan naar het antropomorfiseren van dieren, wat heel vaak gebeurt in natuurdocumentaires?
Dat is ergens onoverkomelijk, denk ik. Het is bijna onmogelijk om het niet te doen en eigenlijk moet je dat ook gewoon accepteren, om van daaruit verder te denken. Eerder was ik er meer mee bezig; met hoe de mens naar het dier kijkt, hoe het dier dan terugkijkt en wat er ontstaat wanneer de blikken in elkaar haken. Ondertussen ben ik meer aanbeland bij een acceptatie van dat ultieme onkenbare binnen onze cultuur. Dat is een filosofische interesse die niet alleen gaat over dieren, maar ook over perceptie in het algemeen. Over hoe je je als mens verhoudt tot de wereld om je heen, tot andere mensen en tot dingen die je wil bevatten. Daarbij is er altijd een onoverbrugbare afstand. En cultuur bestaat om die afstand te verhullen, om een gevoel te geven van bemeestering, van beheersing van het ongrijpbare van de werkelijkheid. De manier waarop de dieren in Een geluk van honden worden beheerst, geeft greep op de werkelijkheid en bezorgt de trainers het genot van iets te kunnen beheersen.

Dan kom je uit bij de Bijbelse opdracht van de mens om meester te zijn over de natuur.
Ja, dat komt in Globes ook heel erg terug bij de Amerikaanse imker Mike en hoe hij praat over zijn rol als imker: als een hoeder van zijn bijen, die zorg draagt voor de dieren die zonder hem nooit zouden kunnen overleven. En dit omdat mensen de leefomgeving van bijen onleefbaar hebben gemaakt. Zo is er een interessante wisselwerking tussen het zorg dragen voor de natuur en het creëren van afhankelijkheid. Hetzelfde geldt voor de dieren in Een geluk van honden. Er moet voor hen gezorgd worden, maar hun hele ontstaansgeschiedenis is gebaseerd op hen afhankelijk maken van de mens. We zijn steeds bezig manieren te verzinnen om onszelf onmisbaar te maken. In mijn films kijk ik daarnaar met een afstandelijke fascinatie. Ik richt geen verwijten tot mijn personages.

Veel van mijn films zijn ‘onderwerpfilms’. In die zin is er een link met traditionele documentaires en met het documenteren van een bepaald thema. Maar ook dan zie ik mijn films veel meer als een poëtische vorm. Het geloof dat films een verandering kunnen teweegbrengen heeft iets naïefs, maar toch zijn films wel een manier om een cultuur van discussie levend te houden, om voor uitwisseling te zorgen en op verschillende manieren problematieken te verwoorden en aan te voelen. Daarbij speelt in documentaires ook de bijzondere spanning tussen informatieoverdracht en filmische vorm. Die spanning verken ik graag en daarom wil ik ook de didactische vorm onderzoeken. Zo zitten er in Globes best veel interviews, waarbij ik me dan heb afgevraagd hoe ze een plek kunnen krijgen in de film.

Heb je bij dat onderzoek naar de didactische vorm ook overwogen om – zoals bioloog en televisiemaker David Attenborough in zijn natuurdocumentaires – zelf prominent in beeld te komen?
Ja, ik heb er wel aan gedacht om een deel van de voice-over te vertellen terwijl ik zelf zoals Attenborough in beeld kom wandelen en bij een bijenkast ga staan, maar dat heeft de film uiteindelijk niet gehaald. Er is ook de voice-over, die duidelijk mijn stem is en geen professionele inleesstem en zo dus mijn visie in zich draagt. Ik wilde spelen met die iconische David Attenborough, want ik vind het wel mooi hoe hij bijvoorbeeld ergens rondwandelt en dan neerknielt om iets te tonen. Het is een manier om een gids te zijn in de ontdekking van de wereld.

Een ander icoon van de didactische documentaire aan wie Globes me deed denken, is de Britse auteur en kunstcriticus John Berger (van de televisieserie Ways of Seeing, 1972).
Zijn werk vind ik prachtig. Hij zet een directe relatie op met de kijker, bijna als een gesprek, maar maakt je er tegelijk bewust van dat hij de verteller is. Daarbij moet je er zelf over nadenken of je hem daarin volgt of dat je je eigen kritiek formuleert. Op een heel performatieve manier leest hij de kijker de les. Tegelijk stelt Berger zijn eigen discours ter discussie, omdat hij toegang heeft tot het medium televisie en de kijker niet. Hij bevraagt zelf de macht die hij heeft om met beelden een discours te geven en te manipuleren. Vandaag vind ik die ‘autoritaire’ toenadering van een didactische vorm nog spannender, omdat de productiemiddelen om een film te maken toegankelijker zijn geworden. Nu kan het de vorm van een rollenspel aannemen; vandaag lees ik de les, morgen kan het iemand anders zijn.

In zijn documentaires is het heel fascinerend om constructie en deconstructie tegelijkertijd en op een positieve manier aan het werk te zien.
Ja, Berger blijft me inspireren. Veel films en situaties van informatie-uitwisseling pretenderen horizontaal te zijn, maar er is altijd een top-downstructuur. En daar kan je dan maar beter heel duidelijk in zijn. Wat hij zegt is eigenlijk heel eenvoudig, maar via zijn schijnbaar simpele aanpak wordt het toch complex. Films waarin de werkwijze zelf de aandacht trekt, zoals Berger dat doet, zie je heel weinig. Het nodigt je uit om als kijker ‘mee te doen’. Ik hoop dan ook dat mijn films aanvoelen als een uitnodiging.

Brussel, 14 september 2021

REGIE Nina de Vroome
FOTOGRAFIE Ruben Desiere, Nina de Vroome
MONTAGE Dieter Diependaele, Nina de Vroome
MUZIEK Jordan Dykstra
PRODUCTIELAND België
JAARTAL 2021
LENGTE 97’
DISTRIBUTIE Avila Film
RELEASE 30 september 2021

gerelateerde artikelen
 

Niet voelen, maar handelen

In François Ozons familiedrama Tout s’est bien passé worden de rollen omgekeerd. Dochter Emmanuèle wijdt haar leven volledig aan haar vaders laatste wens: de wens om te sterven. Ozon belicht niet de emotionele maar de praktische kant van dit proces, want – zo staat Willem Elschot hem bij – “tussen droom en daad staan praktische bezwaren”.

Staatsgeheim binnen en buiten het kader

Uit voormalige Oostbloklanden komen er sporadisch ‘revisionistische’ films, waarin een nieuw licht wordt geworpen op historische fenomenen die tijdens de Koude Oorlog in de doofpot waren gestopt. Enkele voorbeelden zijn Sunshine (István Szabó, 1999) en Katyń (Andrzej Wajda, 2007). Andrej Kontsjalovski’s Dear Comrades! sluit daarbij aan.

 
 

Wat meer en vooral niets minder. Thierry Zéno gerestaureerd

CINEMATEK brengt hulde aan de visionaire Belgische kunstenaar en filmmaker Thierry Zéno zaliger. Uit de recente restauratie van zijn werk vloeit een dubbele dvd-release met drie van zijn inktzwarte films. Het is een wonderbaarlijke en bijzonder wrange collectie van de meest controversiële filmmaker die België ooit mocht kennen.

Het huwelijk, gefacelift

Bijna vijftig jaar na Ingmar Bergmans iconische Scenes from a Marriage (1973) waagt regisseur-scenarist Hagai Levi zich aan een hedendaagse, Amerikaanse remake. Vraag blijft of Levi ook iets nieuws weet te vertellen over de ontwrichting van een getrouwd koppel anno 2021, hier met verve vertolkt door Jessica Chastain en Oscar Isaac.