Bioscoopstoelen maar geen tafel

Tijdens het festival MOOOV verbleef een groep jonge filmliefhebbers in Brugge om deel te nemen aan de workshop filmkritiek van Fantômas. Tussen scherm, festivalcafé en hostel tekenden ze hun ervaringen op. Of tussen kerk en onbestaande tafel.

02.06.2025 | Stella Moore

In de straat van ons hostel staan de Kerk en Klooster van de Ongeschoeide Karmelieten. Op een zaterdagochtend — overigens de dag dat paus Franciscus werd begraven — stonden de deuren op een kier, aan de buitenkant lijkt de kerk niet heel veelbelovend maar mijn nieuwsgierigheid is te groot. Binnen is het interieur adembenemend, iets waarvoor je even stil moet zitten. Op de kerkbanken zit een aantal mannen, plastic Albert Heijn-zakjes aan hun voeten, rozenkrans in de hand, zachtjes te bidden. Zelden kom ik zo’n tafereel nog tegen in Nederland, ik zou het bijna exotisch noemen.

Verspreid over de cinemazetels van Lumière Brugge zien de mensen er niet heel anders uit dan de kerkbezoekers: vaak alleen, vaak boven de zestig jaar en bijna altijd wit. De ritualiteit van het filmkijken verschilt ook niet veel van het kerkbezoek. Na afloop van de film vertrekken de bezoekers zachtjes, ogen naar de vloer gericht. Ik sla het boekje van het MOOOV-filmfestival nog eens open: “Het festival wil een plek zijn waar we naar elkaar kunnen luisteren en van elkaar kunnen leren en waar we met elkaar in verbinding gaan”, staat er in het voorwoord. Ondanks deze ambitieuze verklaring doet het festival weinig pogingen om die verbinding aan te moedigen.

Deze hoop op verbinding hangt samen met een quasi-verantwoordelijkheid die het festival op zich heeft genomen, om films die minder snel een platform zouden krijgen naar Brugge te brengen. Het festival is ontstaan als samenwerking tussen het Brugse filmfestival Cinema Novo en het Turnhoutse Open Doek en bestaat sinds 2013 als MOOOV. Cinema Novo startte in 1984 en stond bekend om het screenen van zogenoemde “films uit landen van de derde wereld”. MOOOV blijft deze tendens van ‘wereldcinema’ – oftewel films uit niet-westerse landen – voorop te stellen als uniek aspect van het festival. Ooit was dit legitiem, het blijkt namelijk uit gesprekken die ik had met jarenlange bezoekers van het festival dat er in de tijd dat Cinema Novo begon rondom hun woonplaatsen weinig tot geen wereldcinema werd geprogrammeerd. Maar dat is de afgelopen decennia flink veranderd, al helemaal sinds de Koreaanse Parasite van Bong Joon-ho de Oscar voor Beste Film won in 2020, de eerste keer in de geschiedenis dat een niet-Engelstalige film die prijs kreeg. Het is niet meer houdbaar om als festival de cultureel-geografische diversiteit van het programma als voornaamste verkooptroef te gebruiken. Vooral als het publiek nog lang niet even divers is, en als het aantal niet-Engels gesproken films in reguliere programmacircuits opmerkelijk is toegenomen. Sterker nog, een rijk programma internationale films zonder gerichte pogingen om deze films te kaderen of gesprekken over de maatschappelijke problematieken die ze tonen spreekt de hele festivalvisie tegen, namelijk die van een festival waar “mensen met elkaar in verbinding gaan”.

Ik vraag mij af of de bezoekers deze vervaging van de festivalvisie ook aanvoelen. Hebben zij er baat bij om zoveel diverse films achter elkaar te zien en dan stilletjes naar huis te vertrekken? Ik kan mij dat niet voorstellen. Bij sommige heftige verhalen die wij zien op het festival moet ik er zelfs over praten, en gelukkig kan dat met de andere kandidaten van de schrijfworkshop. Ik voel echter de verantwoordelijkheid als bezoeker — ten opzichte van de verantwoordelijkheid van het festival om ruimte te creëren voor dialoog — om juist mensen aan te spreken die totaal andere profielen hebben dan ik en mijn workshopgenoten. Ik besloot om te doen wat het programmaboekje zwakjes aanmoedigt: verbindingen te zoeken.

De ontkoppeling tussen het festival en zijn publiek kwam het meest naar voren in mijn gesprek met Suikerman, zo genoemd omdat hij drie suikers in zijn koffie deed. Ik was bang dat ik zijn koffie-uurtje aan het storen was toen ik hem aansprak, maar hij leek bijna opgelucht om de vraag te krijgen: “Is er iets dat je mist aan MOOOV?” Het overkoepelende antwoord was verbinding, net wat MOOOV zegt aan te aanmoedigen. “MOOOV noemt het [festivalcafé] een festivalcafé maar het is gewoon zoals elk café. Iedereen zit apart. Er zou één grote tafel moeten zijn waar iedereen met elkaar in gesprek kan”, zegt hij, roerend in zijn suiker met koffie. Is het zo simpel als het meubilair rondschuiven? Waarschijnlijk niet. Maar het festival bestaat twaalf jaar, de poging had allang gewaagd moeten worden. Ook de erg weinige live Q&A’s frustreren hem, en het gebrek aan een aankondiging van de van tevoren opgenomen regisseursgesprekken, die inderdaad uit het niets spelen na de aftiteling van de films wanneer de zaal vrijwel leeg is. Een filmfestival is meer dan films kijken, maar daar is volgens hem MOOOV in blijven haperen.

Over niet zo simpele oplossingen gesproken, ik sprak ook met Benny, het hoofd van de distributievertakking van MOOOV. De kritiek op het festival is gegrond maar uiteraard zijn er allerlei financiële en bureaucratische remmen die radicale oplossingen (of pogingen daartoe) belemmeren. Er heerst ook een zekere nostalgie bij sommige vertakkingen van de organisatie, naar een tijd waarin MOOOV echt vrij uniek was door de programmering. Benny vatte ons gesprek samen door te wijzen op het fenomeen van te veel films en te weinig focus op thematische verbanden, en ik ben het met hem eens. Hoe kan je een waardevolle connectie tussen een publiek en een festivalprogramma verwachten als de keuze van films zo uiteenlopend is en tegelijkertijd makkelijk gegroepeerd kan worden onder de brede term ‘wereldcinema’? De films zijn ook bijzonder vaag ingedeeld onder categorietitels als ‘Slice of Life’ en ‘Deep End’, nietszeggende thema’s. Opnieuw verwijst deze taal naar het inzetten van films om een zicht te krijgen op de wereld. Ik geloof dat het de bezoekers iets tekortdoet, zij kunnen bij wijze van spreken het nieuws kijken om zicht te krijgen op de wereld. De blik alleen op de wereld keren maar niet op de bezoekers, is een gemiste kans. Geef bezoekers de richting en de gelegenheid om tot actie te komen, mochten zij daartoe aangemoedigd zijn door de films die ze zien. Al is het maar via een discussie met andere kijkers.

MOOOV heeft over de jaren heen een trouwe ploeg aan bezoekers en vrijwilligers samengebracht. Met dezelfde nieuwsgierigheid waarmee ik de kerk binnenliep die ene zaterdag, loop ik zalen van Lumière Brugge binnen en vraag ik me af wat deze zwijgende bezoekers aan het denken zijn, terwijl wij films kijken met verhalen die werelden verwijderd zijn van hun of mijn leven. Maar hun reacties ten opzichte van deze verhalen blijven in het donker van de zaal. Tijdens To Kill A Mongolian Horse, een Mongools- en Chineestalige film van Xiaoxuan Jiang, zat ik naast een oudere vrouw die tijdens de vertoning blikken naar mij wierp. Ik ken die blik, zij heeft zich minstens één keer afgevraagd of ik uit een van die twee landen kom op basis van mijn uiterlijk. Ik neem het haar niet kwalijk, ik zou hetzelfde gedaan hebben. Ik doe hetzelfde. Tijdens een screening van Baby (Marcelo Caetano), een film over een jonge man en zijn turbulente relatie met een oudere man in São Paolo, betrap ik mijzelf daarop. Ik kan het niet helpen om te spieken naar een oudere mevrouw schuin achter mij. Is dit de eerste keer dat zij twee mannen op het grote scherm zo expliciet heeft zien vrijen? Weet zij überhaupt wat voguen is? Wie weet tot welke anekdotes, inzichten of vervolgvragen zo’n interactie zou kunnen leiden. Als ik haar tegen zou komen aan de grote hypothetische tafel in het festivalcafé, zou ik het misschien durven vragen.

 

Tijdens MOOOV Filmfestival in Brugge begeleidt Fantômas jonge critici in hun schrijven over film. In 2025 namen Federica Alexakis, Misha Groenefelt, Stella Moore, Alessio Sperti, Ian van Asch en Timo van Daal deel aan de workshop.