Ode aan de tijdverspilling

Filmfestivals zoals MOOOV bieden niet alleen de mogelijkheid om veel films in korte tijd op het grote scherm te zien, ze dwingen bezoekers ook om tussen vertoningen langer stil te staan bij deze films. Precies die momenten van ‘verloren tijd’ leiden echter tot de meest waardevolle reflecties.

02.06.2025 | Timo van Daal

De binnenstad van Brugge vormt met al haar prachtige historische gebouwen een fraai contrasterend decor voor het MOOOV Filmfestival, waar nieuwe prikkelende films uit alle uithoeken van de wereld vertoond werden. Alhoewel ik als Nederlander niet onmiddellijk bestaande stereotypes wil bevestigen door te gaan muggenziften, was er een ding dat mij in deze week misschien nog meer is bijgebleven dan de films zelf: het vele wachten.

Niet alleen wachten op de volgende film op de planning of het einde van de reclames vooraf, ook de wachtrijen die regelmatig bij de kassa van de Cinema Lumière in Brugge ontstonden doordat alle bezoekers hun gereserveerde tickets nog moesten laten activeren zorgden ervoor dat het overgrote deel van de festivaldagen uiteindelijk bestond uit wachttijd. Het gebrek aan een gemakkelijk te gebruiken ticketingsysteem en de grote tijdsintervallen tussen films zorgden ervoor dat ik standaard net een tikkeltje meer gefrustreerd aan iedere film begon dan bij andere filmfestivals, dichter bij huis. Doordat MOOOV in Brugge slechts één bioscoop met vier zalen tot haar beschikking had was er weliswaar minder tijdsdruk dan bij filmfestivals die zich door de gehele stad plaatsvinden, zoals Film Fest Gent of IFFR, al maakte dat de tijd tijdens vertoningen ook veel monotoner en lastiger te overbruggen.

Veel filmfestivals en filmhuizen in Nederland en België hebben anno 2025 het imago dat ze, ondanks hun streven naar diversiteit, uiteindelijk toch een vrij homogeen publiek van (voornamelijk witte) arthouseliefhebbers op leeftijd aantrekken, en in Brugge werd dat imago helaas maar weer eens bevestigd. Wie de leden van de jongerenjury niet meerekende, zal tijdens het festival weinig jonge mensen in de zalen gespot hebben. Er zijn veel mogelijke verklaringen waarom jongeren niet in grotere getale zijn komen opdagen. Ze hadden het te druk, het was te mooi weer om in het donker te gaan zitten, de selectie sprak ze niet aan of ze verkiezen andere locaties om films te bekijken. Zelf zou ik daar nog een onderliggend probleem aan willen toevoegen: de inefficiëntie van festivalprogramma’s.

We leven in een tijd waarin er negatiever dan ooit wordt gekeken naar het ‘verspillen van tijd’. Al van jongs af aan laten we kinderen voortdurend afgeleid raken door schermen waarmee ze op ieder moment van de dag vermaakt kunnen worden. Algoritmes weten wanneer we verveeld raken en doen hun best om die momenten weg te filteren, Google en AI worden gebruikt om onmiddellijk antwoorden te geven op vragen en ‘prompts’ waar voorheen lang over nagedacht moest worden. Nieuwe technologische ontwikkelingen beogen het optimaliseren van ons tijdverbruik en bedrijven spelen in op die behoefte naar efficiëntie.

Het traditionele idee van een film kijken wordt vanuit die economische invalshoek opeens heel achterhaald en inefficiënt. In de tijd die het kost om Where the Wind Comes From van Amel Guellaty te kijken, een prachtige coming-of-agefilm op MOOOV over het leven van twee Tunesische tieners, zou je immers ook honderden TikToks kunnen zien van veel meer verschillende mensen. Dat klinkt wellicht als een gemakzuchtige vergelijking, aangezien deze film sfeervolle beelden en filmische technieken bevat die je zelden op social media zal vinden. Maar wanneer ik met leeftijdgenoten spreek die geen grote filmliefhebbers zijn, proef ik steeds frequenter wel degelijk een zekere scepsis over het idee van de bioscoopervaring. Want waarom zou je een heel dagdeel willen besteden aan het zien van een film die nog geen twee uur kan duren? Waarom betalen voor een ervaring die makkelijk verpest kan worden door andere mensen of, nog belangrijker, de kwaliteit van de film zelf? En is het dan niet veel gemakkelijker en sneller om thuis een film te kijken?

Toch bevat het traditionele idee van een bioscoopbezoek nog steeds iets wat niet in waarde uitgedrukt kan worden, hoe hard de grote techbedrijven op onze eigen schermen ook proberen om ons dat te laten vergeten door onze aandacht zo lang mogelijk vast te houden. In de duisternis van de bioscoopzaal, daar waar we niet afgeleid kunnen raken door notificaties of nieuwsflitsen, krijgen we de tegenwoordig zeldzame kans om dingen te ontdekken, volledig op te gaan in de leefwereld van een ander of een georkestreerde reis van emoties door te maken; allemaal zonder dat we daar ons onmiddellijk voor moeten verantwoorden of er een wijze les uit moeten halen.

Veel van de films op MOOOV sloten naadloos aan op dit potentieel van cinema; ze gaan over belangrijke thema’s en dragen uitgesproken boodschappen in zich, maar schuwen het niet om de kijker de tijd te geven om zelf tot een conclusie te laten komen. Met Horizonte verbeeldt regisseur César Augusto Acevedo een reis door de onderwereld van de Colombiaanse guerrillastrijder Basilio, gepijnigd op zoek naar verlossing voor zijn gruwelijke zonden, al moet de kijker telkens wachten op kleine narratieve aanwijzingen waarmee deze rode draad langzaam duidelijk wordt. De doden herrijzen uit de grond, keren terug naar hun families of voor vergelding naar hun moordenaars, maar doordat Basilio vrede heeft met zijn eeuwige lot in de onderwereld beklijft vooral dat wat onuitgesproken blijft. De lange stiltes, de trage overgangen tussen scènes, de dichte mist boven de heuvels, de pijn die Basilios moeder bij zich draagt wanneer ze ziet wat haar zoon aangericht heeft; ze zijn onbeantwoorde kiezelsteentjes die Acevedo in de schoenen van de kijker laat vallen, waardoor ze die nog tot lang na het einde van de film zullen meedragen.

Om te kunnen ontvluchten aan de altijd maar voortbewegende moderne maatschappij, waarin burn-outs en depressies geen valkuilen maar te verwachten neveneffecten van succes en ambitie zijn geworden, moeten we onszelf regelmatig de tijd gunnen om deze te kunnen verspillen. Natuurlijk zal een enkele bioscoopganger na afloop een Letterboxd-recensie, LinkedIn-post of essay schrijven over de film, als bewijs dat dit bezoek hen een tastbaar inzicht heeft opgeleverd en daardoor geen pure tijdverspilling was. En wanneer een film er niet in slaagt om de aandacht van toeschouwers vast te houden, zullen sommige van hen vroegtijdig de zaal verlaten of hun gedachten volledig laten afdwalen naar meer ‘urgente’ zaken, wachtend op de eindcredits. Maar zelfs deze productieve filmkijkers zullen door het gebrek aan een pauzeknop en de aanwezigheid van veroordelende blikken richting telefoongebruikers eerst nog geruime tijd moeten broeden op hun ingevingen of gedachten tijdens de film.

Filmkijken kan op zichzelf dus ook gezien worden als een vorm van wachten, al stopt deze wachttijd niet altijd meteen op het moment dat de credits beginnen te rollen. Soms kunnen de prikkels van een kijkervaring namelijk zo overweldigend of juist ingetogen zijn dat je, om die goed te verwerken, jezelf na afloop moet dwingen om langer te reflecteren op wat je zojuist ervaren hebt. Het Indiase Cactus Pears (Rohan Parashuram Kanawade) is een prachtige queerfilm over de kracht van kwetsbaarheid en onvoorwaardelijke liefde in tijden van rouw en maatschappelijke repressie, al kwam het ware moment van emotionele bezinning en ontroering bij deze kijker door de vele trage en serene beelden pas toen ik in mijn eentje wachtte op de volgende film.

Filmfestivals bieden de kans om binnen korte tijd veel bijzondere films te zien in de modus waarvoor ze gemaakt zijn: in een bioscoopzaal samen met andere geïnteresseerde toeschouwers. Die mogelijkheid kan weliswaar zorgen voor stress, wanneer je je best doet om zoveel mogelijk van de beste films uit de programmering te zien en de minder interessante titels eruit te filteren. Maar om meerdere films op een dag te kunnen zien word je als festivalganger ook gedwongen om niet meteen terug de drukke buitenwereld in te stappen, maar een zekere wachttijd tussen vertoningen te overbruggen, zeker bij meer kleinschalige festivals als MOOOV.

Al vanaf het ontstaan van de cinema wordt het medium voortdurend omschreven als ‘dromen met open ogen’. Volgens André Bazin waren films voorbestemd om het fantastische van dromen materieel te maken, voor invloedrijke regisseurs als Federico Fellini en David Lynch waren hun eigen dromen en onderbewustzijn de grootste inspiratiebron voor hun werk, en Rainer Werner Fassbinder stelde ooit dat bij het uitgaan van de zaallampen het onderbewuste de bovenhand zou nemen. Deze vergelijking met dromen werkt uitstekend als het gaat over het potentieel van film om onze gedachten de vrije loop te laten, al is er wel een cruciaal detail waardoor deze vergelijking tegenwoordig al snel niet meer past. Want alhoewel het menselijk brein ons ’s nachts de tijd geeft om door middel van een volledige slaapcyclus alle prikkels uit de intense remslaap te verwerken, gunnen we ons overdag zelden meer de tijd om op onze ‘dagdromen’ te reflecteren, en stappen we onmiddellijk weer onze drukke levens in. Laten we voortaan wat langer stilstaan bij de ‘verspilde tijd’ die we nodig hebben, en neem bij je volgende bioscoopbezoek eens een langere route terug naar huis. Wellicht dat je er dan voor de prijs van niets een tweede dagdroom mee cadeau krijgt.

 

Tijdens MOOOV Filmfestival in Brugge begeleidt Fantômas jonge critici in hun schrijven over film. In 2025 namen Federica Alexakis, Misha Groenefelt, Stella Moore, Alessio Sperti, Ian van Asch en Timo van Daal deel aan de workshop.