Briefwisseling:
Film Fest Gent I

Tijdens Film Fest Gent ontvangt Fantômas briefpost vanuit de filmzaal en wandelgangen. Met een vers gedrukt printnummer onder de arm lezen en kijken we mee.

17.10.2021 | Bjorn Gabriels

Dag Fantômas,

Heb je het ook gezien? Onderweg naar Kinepolis in Gent kan je op de muur van Het Geuzenhuis al jarenlang de dichtregel “Verzet begint niet met grote woorden / maar met kleine daden” van Remco Campert lezen. Al moet je daarvoor hoe langer hoe meer door het gebladerte van enkele bomen turen. Wat niet eens zo slecht is.

Nu zijn Kinepolisbioscopen bezwaarlijk broeihaarden van geuzen of andere verzetslieden. Toch treffen we er tijdens Film Fest Gent – en de laatste jaren meer, zo lijkt het wel – een zichtbaarder engagement met de werkelijkheid, die aan de grondslag ligt van zovele films en andere kunsten. En daarbij passeren al eens ‘grote woorden’.

Een cluster films dit jaar is opgehangen aan de kernvraag in Why We Fight, een documentaire van Alain Platel en Myriam Devriendt. Hun zoektocht naar de aard van menselijk geweld en de uitbeelding daarvan in dansperformance en (documentaire) bewegende beelden schuwt het brede gebaar niet en toont tegelijkertijd ‘kleine daden’ van geweld, van verzet ook. Zijn geweld en verzet gelijk te schakelen op de manier waarop Why We Fight dat suggereert? Het is maar een van de vele vragen die deze essayistische documentaire opwerpt. Daar moeten we zeker nog eens over doorpraten.

Hoe dan ook dwingen meerdere films op Film Fest Gent tot de vraag hoe realiteit en de verbeelding daarvan zich tot elkaar verhouden. In Faya Dayi (Jessica Beshir) lijken de mensen en de werkelijkheid waarover die documentaire wil vertellen vaak verstopt achter close-ups, slow-motionbeelden en ‘mooie zwart-witplaatjes’. “Symbolische vrijheid volstaat niet voor ons”, horen we van een jonge Ethiopiër die hoopt een voorgekauwd bestaan als qat-plukker te vermijden. De context, de structuur van het leven van hem en anderen daar blijft grotendeels buiten beeld of zit al te zeer gekluisterd in de oppervlaktespanning van een gestileerde beeldvoering.

Dan heeft de grotendeels geanimeerde documentaire Flee van Jonas Poher Rasmussen meer oog voor hoe stilistische keuzes, sociaal-maatschappelijke context en hoogstpersoonlijke vertelling interageren. “This is a true story”, verschijnt aan het begin van dit vluchtelingenverhaal van een jongeman die in gesprek met de filmmaker terugblikt op zijn jeugd in Kaboel en zijn tocht naar uiteindelijk Denemarken. Meer abstract getekende scènes vertalen de meest traumatische momenten uit zijn vertelling, terwijl ook documentaire beelden Flee binnenkomen: eerst als een herinnering aan een kleurrijk, nog niet kapot gevochten Afghanistan, later aan de politiek-militaire geschiedenis die het land en de samenleving zou ketenen.

Een verwant deel van die politiek-militaire geschiedenis duikt eveneens op in Paul Schraders The Card Counter, met als getroebleerd hoofdpersonage een ex-militair die zich in de gevangenis bekwaamde in het kaartspel. De reden voor zijn opsluiting ligt in de martelpraktijken in de Abu Ghraibgevangenis, een plek die Schrader in beeld brengt met een extreme visooglens. Een vervormde blik op een gestoorde realiteit. De handelingen van soldaten en private bewakers daar ontmenselijken de vermoede terroristen die ze voor zich hebben, tot de folteringen ook hun menselijkheid uithollen.

Hoe daden en woorden schijnbaar onverslijtbare vijandbeelden in het leven roepen toont ook de documentaire The First 54 Years: An Abbreviated Manual for Military Occupation van Avi Mograbi. Daarin richt hij zich – direct in de camera sprekend – tot de kijker met een (fictieve) handleiding voor een langdurige militaire bezetting, zoals toegepast door de Israëlische overheid in de Palestijnse gebieden. Mograbi wisselt zijn ironische, pseudodidactische vertelling af met getuigenissen van Israëlische soldaten die spreken over hun handelingen tegenover Palestijnen, van 1967 tot vandaag. Via zijn messcherpe discoursanalyse legt hij de perverse logica bloot van de bezetting, ondertussen vastgelopen in een moeras van absurde handelingen en vastgeroeste denkkaders. Geen van de partijen lijkt nog te geloven in een einde van het conflict, stelt hij. De daden van oorlog en verzet die nu worden gepleegd, willen vooral de ander schade, pijn berokkenen. Hoe deprimerend ook, toch zoekt The First 54 Years net hoop in het vaststellen van die pijnlijke realiteit, in de reflectie over hoe mensen die werkelijkheid vormgeven. En ook weer afbeelden in onder meer films.

De slotregels van Remco Camperts gedicht luiden:

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen

Schrijf je me nog een vraag?

Bjorn