Kunst als verzet tegen het dreigende spook van totalitarisme

Wat gebeurt er in/met de Vietnamese cinema? Waarom blijven we over censuur praten als het over Vietnamese films gaat? Is dit omdat Vietnamese filmmakers – wij/hen – zo ongetalenteerd zijn dat we over censuur moeten roepen om wat aandacht te krijgen? Zijn we inderdaad, zoals honderden kijkers beweren, slecht bezig en is het allemaal “much ado about nothing”?

07.10.2021 | Việt Vũ

Nu we op de drempel staan van een nieuwe filmwet deze maand, stellen een legergeneraal en talloze functionarissen uit talloze verschillende sectoren en regio’s in Vietnam dat de invoering van nieuwe wetten en strengere, hardere regels over de productie en distributie van films in/van/met Vietnam nodig zijn voor een betere samenleving. Dit betekent dat de overheid de productie van kunst wil beheersen op elk niveau, van input tot output. Zo moeten films met een buitenlandse coproducent het scenario eerst voorleggen aan het ministerie van Cultuur en Sport alvorens tot productie over te gaan. Zodra deze wet is ingevoerd, kan hij niet meer worden teruggedraaid tot de volgende herziening van de filmwet, binnen tien jaar. Dit zal gevolgen hebben voor een hele generatie filmmakers, en voor alle erop volgende.

Dit alles is de reden waarom drie generaties Vietnamese filmmakers – ja, we zijn al met drie generaties – uit binnen- en buitenland op 26 september met elkaar spraken in een Zoom-bijeenkomst. Voor het eerst in de Vietnamese filmgeschiedenis ontmoetten filmmakers elkaar om –  ieder met een eigen stem en over de eigen situatie – collectief te spreken over het maken van films in Vietnam. Het gesprek is een minutieus overzicht van dertig jaar Vietnamese cinema.

Wie naar de bijeenkomst kijkt, zal merken dat Vietnamese filmmakers helemaal niet schaars, verdeeld of ongetalenteerd zijn. Integendeel, ze zijn zeer divers en getalenteerd. Het publiek krijgt echter saaie dingen voorgeschoteld omdat het werk van die makers steeds door censuur gefilterd is. Als talent wordt afgeblokt en hun werk botst op verbod en sabotage, hoeft het niet te verbazen dat het merendeel van de Vietnamese films zo welvoeglijk saai en dom is.

Om deze situatie beter te begrijpen raad ik aan twee films te bekijken: de Vietnamese film Taste (2021) van Lê Bảo en de Hongaarse film The Round-Up (1966) van Miklós Jancsó. Ja, niet alleen een hedendaagse Vietnamese productie, maar ook een film die een halve eeuw geleden werd gemaakt aan de andere kant van de wereld, kan zich precies en duidelijk uitspreken over de kunstproductie in de Vietnamese samenleving vandaag. En waarom is The Round-Up nu zo relevant voor de Vietnamese kunst? Om het in één zin samen te vatten: laten we ze vastbinden en verslaan!

The Round-Up (Miklós Jancsó, 1966)

The Round-Up is gemaakt in 1966, tijdens de hoogdagen van het communistische regime in Hongarije. Vietnam is, nog altijd, een ​​communistisch land en zal dat ook blijven. In theorie is het communisme prachtig, met een ideologie die als geen ander utopisch is. En toch maken degenen die deze ideologie in totalitarisme omzetten de samenleving tot een verstikkende ellende. Toen ik in Hongarije studeerde, schreef mijn professor identiteit en cultuur dat mensen die in totalitarisme en een dictatuur leven altijd bang zijn voor wie hoger staat dan zij. Uiteindelijk functioneert het hele systeem door een beklemmende angst voor iemand uit de hoogste regionen.

De acties van de generaal en de Censuurraad van het VN Cinema Department die proberen meer controle te krijgen over wat gewone burgers en artiesten wel of niet kunnen doen, komen niet voort uit onwetendheid. Ze handelen in angst.

Laten we terugkeren naar Taste en The Round-Up. Beide zijn voor mij politiek omwille van hun vergelijkbare esthetische keuzes. Ze weerspiegelen twee samenlevingen die één rode draad hebben: een bepaald politiek regime. Natuurlijk is het hedendaagse Vietnamese communisme anders dan het Hongaarse van weleer. Zo wordt het hedendaagse onder meer vermengd met neoliberalisme. En toch, omdat beide films via vergelijkbare politieke benaderingen een samenleving weerspiegelen, werden en worden ze door beide regeringen verboden, zelfs op twee verschillende momenten in de geschiedenis. Geschiedenis is geen lineaire lijn; ze herhaalt zich in een andere hoek van de wereld.

Taste zag ik voor het eerst tijdens de Berlinale in 2021. Toen en ook nu nog begrijp ik wat me wel en niet beviel aan die film. Om duidelijk te zijn: ik ben het niet eens met de keuzes voor twintigste-eeuwse filmvormen waarvoor Taste staat. De producente van Taste ken ik, zij is een goede vriendin, ik beschouw haar als een zus. Ik heb haar duidelijk verteld op welke vlakken ik het niet eens ben met de film. Toch zal ik altijd zeggen dat Taste een film is die moet worden vertoond en bekeken.

Taste speelt zich af in de sloppenwijken van Zuidoost-Azië. De buitenscènes portretteren de brutale, verloederde en ellendige realiteit van stedelijke armoede. De interieurscènes tonen een groep gemarginaliseerde mensen die naakt leven en samen koken, eten en seks hebben in een betonnen herenhuis. Dat huis, dat sterk aanwezig is in elk shot en elke scène, is een systeem dat weegt op het leven van de personages en hen onderdrukt. De enige manier waarop personages weerstand kunnen bieden, is naakt gaan en de liefde bedrijven. Dat maakt de film volgens mij politiek. De naaktheid en het vrijen is een politieke esthetische keuze. Daar ben ik het mee eens.

Ik ben het daarentegen niet eens met de blik in Taste die neerkijkt op de personages. Die blik is afgeleid van de filmbenadering die de camera beschouwt als een onzichtbaar derde perspectief, een vorm van de twintigste-eeuwse cinema. Die zet personages neer als iets om naar te kijken. De personages houden de camera niet vast, maar worden bekeken, terwijl ze volledig naakt zijn. Dat de personages uitgekleed zijn, verdubbelt hun kwetsbaarheid. De manier van kijken vanuit dat derdepersoonsperspectief koloniseert de personages op precies dezelfde manier als totalitaire regimes dat in het echte leven doen met burgers. Anders gezegd, om de samenleving te weerspiegelen hanteert de filmmaker precies dezelfde dominante benadering als het systeem in de werkelijkheid dat doet.

The Round-Up heeft diezelfde blik. Alle personages werden een voor een uitgekleed, in elkaar geslagen en gedood. Toch zal deze film je choqueren en je doen beven van ontzag voor zijn schoonheid. De film past het derdepersoonsperspectief toe en is het een product van zijn tijd in de manier waarop hij de methodologie van de twintigste-eeuwse kunst gebruikt. The Round-Up is een tijdloze klassieker geworden omdat hij de schoonheid van de toenmalige kunst begreep en vierde.

Standbeeld van Lenin naast stervende soldaten, in Memento Park © Việt Vũ

Ten slotte is er Memento Park in een buitenwijk van Boedapest. Dat park is in feite de begraafplaats van standbeelden gemaakt tijdens de communistische periode in Hongarije, een tijd die de geschiedenis ingaat als een dictatoriaal tijdperk. Alle standbeelden blijven er verzameld staan om ervan te getuigen dat – hoewel het communisme in Hongarije lang geleden is – mensen zich nog steeds de tragedies van de dictatuur en het totalitaire regime zullen moeten herinneren: opdat we ze niet herhalen.

Ja, politieke regimes komen en gaan, terwijl kunst zal blijven. Prachtige kunst blijft altijd. Er zijn evenwel nog vragen onbeantwoord: hoe zit het met de kunstenaars? Wat ga je daaraan doen?

 

Việt Vũ is een Vietnamese filmmaker, afgestudeerd aan de Europese documentaire opleiding Doc Nomads in België, Hongarije en Portugal. Hij woont en werkt in Brussel.

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op 28 september 2021 bij SINdie.

Vertaald door Bjorn Gabriels