Discopolitiek

Wat beweegt ons in film? Fantômas houdt de vinger aan de pols tijdens Film Fest Gent, met vandaag Pacifiction van Albert Serra, die de ledigheid van de politiek belicht.

17.10.2022 | Karel Pletinck

La politique, c’est comme une discothèque”, zegt de Franse politicus De Roller (Benoît Magimel) zelfgenoegzaam in Albert Serra’s Pacifiction. Het is maar een van de vele holle frasen waarmee de zich in Frans-Polynesië afspelende film is doorspekt. Dat dergelijke frasen figureren in uitgesponnen monologen waarin de erin besloten liggende leegheid, krachteloosheid en nietsontziende banaliteit, telkens weer tot een uitgevlakt hoogtepunt wordt gebracht, doet de afstotende lichtheid van het, laat dat gezegd zijn, uiterst dubieuze gewicht ervan kantelen.

Voor wie eraan twijfelt: Serra’s oeuvre is wezenlijk op een politieke analyse van het heden gericht. Het woord ‘politiek’ valt meermaals in Pacifiction, wat in eerder werk zoals Liberté (2018) niet het geval was. Enige moeite vergde het destijds om in de nacht vol schunnigheden en het perverse voyeurisme van een groepje libertijnen aan de vooravond van de Franse Revolutie een kritische bespiegeling op het heden te herkennen. Liberté is een herwerking van een theaterstuk dat Serra op de planken van de Volksbühne in Berlijn bracht, waar het weinig enthousiast werd onthaald omdat er niets gebeurt op scène, omdat het nihilisme van het stuk elk engagement de mond snoert of misschien eenvoudigweg omdat decadent dandyisme niet meer van deze tijd is?

Je zou kunnen zeggen dat Serra toegefelijk is geworden. Niet enkel brengt hij zijn boodschap ogenschijnlijk duidelijker dan ooit naar voren, bovendien stuurt hij aan op een in eerder werk ongeziene narratieve samenhang. Vertrekkende vanuit een centrale figuur, de Franse politicus – naar wie als ‘hoog commissaris’ wordt verwezen –, die met verschillende Tahitiaanse locals in contact treedt, krijg je in eerste instantie een progressief verloop voorgespiegeld. Stap voor stap wordt deze logica echter ontmanteld. Gedurende de lange scène in de nachtclub bijvoorbeeld, waarin verschillende personages eveneens zelfgenoegzame, zichzelf te kijk zettende redevoeringen te berde brengen, niets dan banaliteiten verkondigend; niet met hoge vaart, voor alle duidelijkheid, eerder vanuit een soort vermoeidheid, een krachteloosheid, vanuit het langzame ontbinden van de wil de zin te beëindigen waaraan men misschien louter uit verveling begon. Deze impotentie (het sleutelwoord tot de politiek achter Serra’s esthetica) dringt zich op, precies omdat de dialogen leeg zijn, omdat scènes lang duren, en zorgt ervoor dat Pacifiction – zoals veel van Serra’s eerdere werk – weerstand oproept, verveelt, zowel vermakelijk als pijnlijk is; beide, want impotentie vormt een allegorie op ons heden.

Niets in dit werk is illustratief, naturalistisch. Contrasten houden het gevaar daarop in toom, zoals in de scène met de jetski’s op de golfslag, een gemoderniseerde versie van de tonijnvangst in Rossellini’s Stromboli (1951), waarbij het wachten – de dreiging, ook de stilte – omslaat in een overweldigende ervaring zoals het uit haast zwart water opwellende schuim dat neerslaat, in de omgeving waarvan bootjes, surfers en jetski’s vergaderen. Niets gebeurt – steeds weer De Rollers lege frasen, die bij herhaling stellen dat hij dit of gene project zijn volledige ondersteuning zal geven, dat er op hem gerekend kan worden – niets buiten een zich vanuit het contrast tussen de stilstand van de bootjes, het afwachten van de volgende golf en het onderhuidse apocalyptische visioen oprichtende dreiging.

Each moment is on the edge of everything simply collapsing”, stelt Serra in een interview over Pacifiction bij Mubi. Dit lijkt zowel op voorgenoemde dreiging te slaan als op een esthetica die aan de blindheid van het moment vonken van inzicht tracht te onttrekken door zich zowel op het ‘optisch onbewuste’ van de camera te beroepen (een notie die de Catalaanse regisseur aan Walter Benjamin ontleent) als door in de montage op zoek te gaan naar de juiste de beelden tot spreken verplichtende contrasten. Naast het decadente nihilisme van Serra’s cinema, dat ondanks wortels in de negentiende eeuw tot een ambivalente en een weinig verunsicherende allegorie van de eenentwintigste eeuw wordt getransformeerd, schuilt hierin een tweede betekenis van het begrip ‘politiek’; dat bij elke herhaling een beetje meer wordt uitgehold en zo op parabolische wijze kritisch wordt, een betekenis waarvan Serra in het voorgenoemde interview de wortels aangeeft: “this is the old dévis of the surrealists and the real revolutionaries, that you can’t try to impose a revolutionary content if the form is not also revolutionary”.

Hier vind je de vertoningsdata van Pacifiction op Film Fest Gent, met op dinsdag 18 oktober een gesprek tussen Albert Serra en Nick Pinkerton op uitnodiging van Fantômas.