In liefdevolle vriendschappen worden al eens klappen uitgedeeld, zo ook in Grosse Freiheit. Toch zijn die nooit zo hard als bij een waanzinnig wetssysteem dat blind en roekeloos in het rond slaat omdat mannen elkaar willen liefhebben en ze dat niet eens verborgen willen houden. En dat al eeuwenlang.
Sebastian Meises Grosse Freiheit toont hoe verboden lust en liefde (zelfs vriendschap) zich een weg banen tussen de douches, naaiateliers, grootkeukens en traphallen van een gevangeniscomplex, de plaats waar juist die ziektetrekken moesten worden uitgezweet. De enkelvoudige opofferingen, vindingrijkheid en teleurstellingen van Hans Hoffman (Franz Rogowski), recidivist in de liefde, en diens celgenoot Viktor (Georg Friedrich), nemen het over van grote karakteropbouw en historische kadervorming. Op enkele wel erg rake, met verstomming slaande uitspraken na (“Hebben ze je van het kamp rechtstreeks naar de gevangenis overgebracht?”), die het dwaze antwoord helaas niet nodig hebben om hun werkelijkheid te benadrukken, is elke taal (of variant van het Duits) overbodig.
In de loop van meer dan twintig jaar, van kort na de Tweede Wereldoorlog tot eind jaren zestig, keert Hans telkens terug naar zijn vertrouwde cel, zijn oude vrienden. Hij voelt zich steeds meer op zijn gemak in de interneringsprocedure en wordt stilaan goed in het naaien van kussenslopen of gordijnen. Van de arrestatie, de motivatie, het leven buiten de bajes geen bewijsmateriaal. Meise verzaakt aan de kaderverhalen en de aan-, in- of uitleidingen die een emotionele inleving voorkauwen. De film blijft beschouwend, slechts in het hier en nu, op een enkele flashback na, verstopt in het onmiskenbaar sentimentele format van de zomerse 8mm-homemovie. Maar het kader en ook de geluidsband blijven voldoende leeg, met in beide sporen geen personage te veel gedwongen. Die lege geluidsband is bovendien in z’n stilte zo sterk dat de vele zelfgedraaide sigaretjes uit resttabak en bijbelblaadjes knisperen alsof ze werden gerold en gerookt door mijn buurvrouw in de cinemazaal. De stilte leert dat je een vriendschap niet uit woorden bouwt. Het blauw van het recht en de efficiëntie dat de gevangenisplunjes kleurt, krijgt een bloedrode gloed in de connectie die ontstaat tussen de zwijgzame Hans en Viktor, die ook niet bijster veel wil (uit)delen, behalve de introducerende kopstoot. Maar die onenigheid verdwijnt samen met een Auschwitz-identificatienummer onder een geïmproviseerde tatoeage, een gitzwarte inktvlek waarmee Hans een eerste kleine vrijheid viert.
De film weet tenslotte in z’n kadrering exact het tegenovergestelde van een grote vrijheid vast te houden. Met opgetrokken schouders schuift de camera mee aan in de rij gevangenen, wachtend op een bord pap en struinend over de koer. Op de koer blijft de blik laag, en ook als er sigaretten worden gerookt vanuit een celraam blijft de blauwe lucht buiten beeld. De meest gijzelachtige beelden, die ook ons van onze visuele vrijheid beroven, zijn die van de ritmisch terugkerende en met kracht dichtgesmeten isolatieceldeuren. In de gooi van die deur breekt het kleurenpatroon, waarin een iets te zacht nostalgisch blauw overheerst, dat evenwel treffend contrasteert met de bruinoranje tinten op de huid van een man die net een week een ruimte deelde met enkel de eigen gedachten en een luide, metalen emmer.
Dat nostalgische zit ook in de 8mm-filmpjes in de opening credits en in die enkele zomertape die een kortstondige vrije liefde in herinnering brengt halverwege de film. De in heimwee gedrenkte blauwtinten blijven trouwens drie decennia gelijk (en als dat niet zo was, zijn de kleurschakeringen erg subtiel verschoven). Het zet het idee kracht bij dat sommige zaken bijna dertig jaar lang onveranderd blijven, ook al zijn ze ondertussen niet meer voor mogelijk te houden. Celgenoot Viktor drukt die absurditeit mooi uit in een contrasterende uitspraak: “Kunnen ze een wet zomaar afschaffen?”
De stilte valt. Schouderophalend: ja, dat kan dan. Ik ben legaal nu. De erkenning van je bestaan op de voorpagina van Der Spiegel verkondigd, om morgen vervangen te worden door iets tienmaal zo banaals. Maar ook deze afgeschafte wet wordt als een banaliteit in ontvangst genomen. De werkelijkheid, binnen of buiten celdeuren, sluimert langzaam voort en met de hartverwarmende wet is nog niet alles gezegd, en is zeker nog niet alles veranderd. Wanneer Hans de grootste vrijheid in de buitenwereld gaat zoeken, na twintig jaar worstelen met de wet, komt hij terecht in een gangencomplex, onder café Grosse Freiheit, waar in elke (wijn)cel andere homo-erotische handelingen worden uitgewisseld, tussen tralies, onder lage plafonds, in verduisterde en vuile hoekjes. De grootste vrijheid is geen vanzelfsprekendheid, lijkt hier zelfs kort angstaanjagend, onaangenaam, of toch vooral: onbekend. Hans wil terug naar die vriendschap, tussen muren die veel te dicht op elkaar staan.
Die grootse vrijheid blijft voorlopig een illusie, moet zich daarbuiten net zo goed verschuilen op plaatsen die wel erg sterk gelijken op de kleine kaders aan de binnenkant van een schor systeem. Er zullen nog veel kopstoten worden uitgedeeld alvorens mannen elkaar zomaar overal onverholen mogen liefhebben.
REGIE Sebastian Meise
SCENARIO Sebastian Meise, Thomas Reider
FOTOGRAFIE Crystel Fournier
MONTAGE Joana Scrinzi
MET Franz Rogowski, Georg Friedrich, Anton von Lucke
PRODUCTIELAND Oostenrijk
JAARTAL 2021
LENGTE 116 minuten
DISTRIBUTIE Imagine Film Distribution
RELEASE 16 februari 2022 (België), 17 maart 2022 (Nederland)
“Hoelang duurt het om een koe te melken? Maakt het veel lawaai? Geven koeien ook ’s nachts melk?” Met het antwoord op deze vragen valt de beslissing om de melk van de “eerste koe in het territorium” te stelen, maar niemand neemt het woord diefstal in de mond. Kelly Reichardts First Cow speelt een bezwerend spel in een zoektocht naar nét de juiste hoeveelheid woorden.
Pig is veel meer een film over mannen en de manier waarop ze met liefde en verlies omgaan dan een film over afwezige zwijnen (wat in dit geval misschien wel hetzelfde betekent).
Liesbeth De Ceulaers docufictiefilm Holgut verbindt mythes en legendes uit het verleden met gemoedelijke gesprekken in het heden en droombeelden over de toekomst. In alle drie waart iets van de lang uitgestorven mammoet rond: soms slechts een afdruk, soms een enkele slagtand, soms het hele beest met huid en haar en knipperende tekenfilmogen.
Wat behelzen geluid en bewegend beeld dat geschreven tekst niet herbergen kan? Schrijven over film impliceert altijd tekortkomen. Die spanning stimuleert heel wat teksten in ons tweede nummer. Het prijzen van de onvatbaarheid van een film die de schrijver tegelijkertijd probeert te vatten is een paradoxale evenwichtsoefening. Koorddansen vraagt uiteindelijk om een sprong in het ongewisse.
Met zijn monumentale video-installatie Suspension maakt Sebastian Diaz Morales het Oude Huis van het voormalige Caermersklooster – nu een tentoonstellingsruimte van Kunsthal Gent – tot een werf. Tussen de metalen spijlen van een metershoge stelling kan je in alle (bewegings)vrijheid kijken naar een man die in een val vasthangt.