Herzog: mythe, museum, landschap

Retrospectieve tentoonstellingen zijn doorgaans lofzangen in de museumruimte. Dat geldt ook voor de expo over Werner Herzog in het Amsterdamse Eye Filmmuseum. Al zijn er kritische noten. Die het controversiële karakter van de veelzijdige cineast bevestigen.

19.07.2023 | Bjorn Gabriels

Landschap is overal, schreven we een jaar geleden in het vierde nummer van Fantômas. Voor een artikel daaruit beeldde Dana Linssen zich in blootsvoets door Australisch zand te lopen bij de tentoonstelling van het Karrabing Film Collective in het Eye Filmmuseum in Amsterdam. Al bekeek ze het werk van het inheemse filmcollectief met de schoenen aan en als bijna-tegenvoeter een halve aardbol verwijderd. Een nieuwe zomerexpo een jaar later doet opnieuw de vraag stellen hoe gefilmde landschappen de museumruimte binnenkomen, bewonen en weer verlaten.

Landschappen lijken wel een rode draad door de tentoonstellingen in Eye. ‘Trembling Landscapes’ droeg die focus direct in de titel, terwijl Béla Tarr in zijn retrospectieve expo delen van de tentoonstellingsplek omvormde tot plaatsen die hij ook filmde: een rustieke, minimalistische woonkamer en – als binnenkomer in de tentoonstelling – een met prikkeldraad bezette corridor als van een vluchtelingenkamp. Bij Fiona Tan en het Karrabing Film Collective waren landschappen koloniaal beladen; bij Saodat Ismailova, Guido van der Werve en Andrej Tarkovski ademden natuurlijke landschappen mystieke kwaliteiten. Steeds waren de projecties monumentaal; grootse indrukken die zowel de ruimtelijke (re)presentaties als hun makers op een piëdestal hijsen. Met als uitzondering onder meer de collectieve benadering van Karrabing en Chantal Akermans installatie D’Est, au bord de la fiction (1995), waarin haar opnamen van gezichten in post-Sovjetstraten van het Oostblok te zien waren op kleine televisieschermen.

Het romantische idee van de kunstenaar/cineast als ‘ziener’, een ‘wandelaar boven de nevelen’ die via landschapsportretten een levensessentie vastlegt, is zeker ook aanwezig in de huidige zomerexpo in Eye gewijd aan Werner Herzog. “Het vertrekpunt van mijn films is vaak een landschap”, geeft hij aan in een van de geselecteerde quotes. “Of het nu een werkelijke plaats is of een ingebeelde, hallucinatorische uit een droom. Misschien moet ik aangeven dat landschappen niet zozeer een impuls zijn voor een film, maar eerder de ziel ervan worden.”

Als uit landschappen de ziel van zijn films spreekt en de voor de tentoonstelling uitgekozen scènes de essentie van zijn oeuvre raken, dan vormt Machu Picchu zeker een van de wezenskenmerken van Herzogs oeuvre. Het daar gefilmde Fitzcarraldo (1982) voedt, samen met het over de bergen gesleurde schip en de strapatsen van acteur Klaus Kinski, nu al decennialang de Herzogmythe. De clash tussen Kinski en Herzog had – zo geeft een interviewfragment aan het begin van de tentoonstelling aan – ook betrekking op landschappen. Anders dan zijn steracteur wilde Herzog Machu Picchu niet via een grootse overzichtsopname in beeld brengen, zoals een Hollywoodfilm dat zou doen. Hij koos ervoor een deel van het gebergte te filmen en de personages dat anoniem te laten doorkruisen. Want Herzog wees ook het volgens hem clichématige idee af om – zoals Kinski dit eigenlijk wilde – het gelaat als landschap te beschouwen en dat centraal in beeld te plaatsen.

In lijn met zijn aversie tegen reclamebeelden en talkshows (waartegen hij een revolutie wilde richten) ijverde Herzog – onder meer via uitspraken in televisie-interviews – voor een zorgzame omgang met het beeld. Daartoe behoorde ook dat hij weigerde landschappen uit te buiten en ze liever filmde als een personage, als een dier. Hoewel ook die opvatting in grote mate clichés oproept, blijkt uit Herzogs uitgebreide oeuvre een toegewijde aandacht voor het landschap. En dan vooral natuurlijke landschappen die, ondergedompeld in zwaar aangezette romantische en/of apocalyptische sferen, uitdrukking geven aan de getroebleerde verhouding tussen mens en zijn (wijde) omgeving.

Indrukwekkende fragmenten uit Lektionen in Finsternis (1992), Encounters at the End of the World (2007) en The Fire Within: A Requiem for Katia and Maurice Krafft (2022) geven niet alleen gestalte aan de kwetsbare mens, tegelijk destructief en verwaarloosbaar klein in een gigantische kosmos, ze sterken ook het beeld van Herzog als mythische ziener. Het landschap van filmfragmenten dat zich ontvouwt voor de ogen van de tentoonstellingsbezoeker is in die zin grotendeels statusbevestigend. In vulkanische, ijs- of in olie gedrenkte gebieden vindt Herzog zowel oorsprong als ondergang van het mens-dier.

In haar constellatie met ‘best of’-fragmenten uit Herzogs vroege fictiefilms en documentaire werk gaat de tentoonstelling de uitdaging uit de weg om na te gaan welke rol landschap speelt in diens latere, vaak commerciëlere fictiefilms, die moeilijker hun weg vinden in het narratief van de meester-maker. Tegelijkertijd, zij het wat weggestopt in een hoekje van de expo, weerklinkt ook kritiek op Herzog, onder meer op hoe hij landschappen en hun bewoners in feite toch heeft uitgebuit. Al voedt net deze kritiek opnieuw het imago van controversiële cineast.

Waar eerdere expo’s, zoals die van Béla Tarr, het museum zelf omvormden tot een immersieve ruimte, een landschap van landschappen, zet ‘Werner Herzog. The Ecstatic Truth’ vooral in op het discours van de Herzogmythe en hoe films dat imago voeden. In deze exploratie van een oeuvre schuwt Eye geen kritische kanttekeningen, maar hun plek in de marge én de bevestiging van een zeker controversieel gehalte wijzen meteen op de (zelfopgelegde) grenzen van tentoonstellingen als deze. Behalve een introductie tot Herzogs filmwerelden biedt Eye dus opnieuw een bescheiden experiment in filmexpo’s, balancerend tussen traditie en hedendaags, tussen fysieke en filmische ruimte.

 

De expo ‘Werner Herzog. The Ecstatic Truth’ in Eye Filmmuseum loopt nog tot 1 oktober 2023.

Aguirre, der Zorn Gottes (1972), Kaspar Hauser, Jeder für sich und Gott gegen alle (1974) en Fitzcarraldo (1982) zijn deze zomer te zien in onder meer Lumière Antwerpen, Lumière Brugge en Sphinx.

 

gerelateerde artikelen
 

Fantômas #4: landschap is overal

Leven in landschappen, wonen in film. Ons vierde nummer verkent hoe cinema landschappen tekent.

Stromboli, Etna en cinema

“Of het gevaarlijk is vulkanen van zo dichtbij te bestuderen? Niet gevaarlijker dan in België over straat wandelen.” Of je films moet maken aan de rand van een krater? Jazeker wel. Met Fire of Love knipt en plakt Sara Dosa een prachtige collage in elkaar over vulkanen, liefde en cinema.

 
 

Ode aan de oppervlakte: de dieperik in

In samenwerking met Film Fest Gent publiceren we in de reeks ‘Wide Angle’ reflecties bij filmvertoningen. Een afdaling in Il buco brengt verdieping aan de oppervlakte.

Land Marks

Terwijl de historische Zwitserse filmzaal Le Plaza renoveert, krijgen externe curatoren vrij spel in haar vitrine. Curator en onderzoeker Julian Ross blikt terug op een programma dat hij er in april samenstelde en licht en passant een tipje van de sluier over het thema van het volgende Fantômas-nummer.