Het is gewoon soep. En toch. Kijken naar Here van Bas Devos bracht auteur Aldwin Raoul bij het even triviale als diepgaande verlangen om ‘gewoon soep’ te worden.
Als je je film opent met een pot soep op het vuur, dan moet die soep in de loop van de film gebruikt worden. Als de soep niet gebruikt wordt, heeft de pot daar niets te zoeken. Dit advies, min of meer van Anton Tsjechov, werd tot op de letter gevolgd door Bas Devos, de filmmaker van Here. Tsjechov had het dan wel oorspronkelijk over een geweer (*), maar als je geen film wilt maken met bazooka’s of kamikazetoasters, dan kan een geweer gemakkelijk een pot soep worden.
Aan het begin van de film zien we Stefan zijn frigo opentrekken en de inhoud ervan vervloeken. In kleermakerszit haalt hij er met zorg twee groene selders, vier of vijf rode paprika’s en zeven wortels uit. Hij leegt zijn koelkast, want morgen vertrekt hij voor een maand op vakantie in Roemenië. De groenten, gered van een verrotte toekomst, landen in een pot water en worden soep. Van die soep zegt Stefan wel vaker dat ze niets speciaals heeft, het is gewoon soep. En toch blijkt deze soep zowel rode draad als de sleutel tot de film. Het is de soep die hij aanbiedt aan een vriend die ’s nachts in een hotel werkt. Het is de soep die hij aanbiedt aan zijn garagisten en landgenoten die de wagen herstellen waarmee hij straks naar Roemenië trekt. Een banale soep die alleen maar waarde heeft omdat ze aangeboden, gedeeld en vooral gezien wordt. Net zoals elk beeld in deze film.
Het banale schijnt door in elk beeld. Een banale zomer met banale mensen die op een banale manier de bus nemen. Daarin schuilt de schoonheid van deze film, die zo subtiel krachtig is. Net zoals de situaties waarmee de personages geconfronteerd worden en de stadsbeelden die de kijker aangeboden krijgt, heeft de soep niets speciaals. Maar de aandacht die Devos schenkt aan het alledaagse, het uiterst gewone, werkt aanstekelijk. De lange, statische shots die ons aangeboden worden beginnen we meer te voelen dan te analyseren, een beetje zoals onszelf verliezen bij het overpeinzen van iets triviaals op een erg vermoeiende of ontspannen dag. De opeenvolging van bewogen tableaus die Here voorschotelt is bewust antispectaculair: een kraan die nonchalant met zijn bepakking zwaait tegen de achtergrond van een hoogbouw in aanbouw, wilde planten die in de opkomende wind bengelen, de kabels van spoorwegen in de vroege ochtend. Wat daaraan waarde geeft, zijn de mijmeringen van het dagelijkse leven, waarin mens, kraan en boom dezelfde rang of stand hebben, overpeinzingen die we allemaal kunnen ervaren zonder ooit met een helikopter te vliegen of een raketwerper te bewapenen. Het is het precious little waarmee Samuel Beckett op het einde van zijn leven antwoordde op de vraag wat de moeite van het leven wel waard was. “Het kostbare beetje.”
“Eén worden met alle levende dingen, in een schitterende zelfvergetelheid terugkeren naar het Natuurlijke Geheel, dat is het hoogste goed in denken en vreugde, de heilige hemel, de eeuwige rustplaats.”
Friedrich Hölderlin – Hyperion
Omdat we intussen te diep in de soepmetafoor zitten, snijden we ruwweg — hoe kan het anders? — een definitie voor soep aan. Soep: een vloeibare bouillon waarin ingrediënten worden gekookt tot ze een homogeen geheel vormen en waarvan de smaak en de voedingswaarde worden overgedragen op de bouillon.
Voordat Shuxiu verschijnt, het tweede hoofdpersonage van een film die schaars is in mensen, horen we haar stem buiten beeld. Ze vertelt over wat een droom lijkt te zijn: op een dag wordt ze wakker en de namen van de dingen zijn verdwenen. De wekker staat wel op het nachtkastje, maar het is onmogelijk om die te benoemen. Een zacht briesje ritselt door de gordijnen bij het raam en Shuxiu begrijpt wat ze ziet, maar kan het niet beschrijven. De menselijke taal is plotseling verdwenen. Hoewel eerst bevangen door paniek laat ze uiteindelijk los en geeft ze zichzelf over aan een bestaan in deze grote, naamloze en onuitsprekelijke waas waarin ze met voldoening deel wordt van een groter geheel. Jullie raden vast waar ik als soepboer in klompen naartoe wil. Het verhaal dat in het eerste deel van de film wordt verteld, sijpelt geleidelijk door in de geest en de blik van de kijker wanneer die blootgesteld wordt aan de bewogen beelden die Devos met slim genoegen langer laat duren dan verwacht. Het is alsof Shuxiu, door taal te verliezen, het vermogen wint om op te gaan in de immanentie. De present perfect die niets anders moet dan bestaan. De Here uit de filmtitel?
Volgens deze benadering staan de namen van de dingen hun diepere betekenis in de weg. Het lexicon houdt de werkelijkheid op een afstand. Is de ervaring die Here voorlegt aan de kijker en aan wie hij of zij zal worden bij het verlaten van de zaal niet net ‘soep worden’? Achter de trivialiteit van zo’n voorstel gaat een grote poëtische diepgang schuil, die van de verdunning van onze identiteit in een doorleefd impressionisme. Zoals de krijtlijnen voor een definitie van een gevoel van gelukzaligheid die we op bepaalde momenten van ons leven kunnen ervaren, waarbij we niet langer aan onszelf lijken toe te behoren.
“Een gieter, een op het land achtergelaten eg, een hond in de zon, een verwaarloosd kerkhof, een invalide, een kleine boerderij, dit alles kan het vat van mijn openbaring worden. Elk van deze en duizend andere soortgelijke voorwerpen waarover het oog anders met vanzelfsprekende onverschilligheid heen glijdt, kan voor mij plotseling op een bepaald moment, dat ik op geen enkele wijze in staat ben op te roepen, een verheven en ontroerend karakter aannemen waarvoor alle woorden te kort lijken te schieten.”
Hugo von Hofmannsthal – Brief van Lord Chandos
Met Here heeft Devos een grote film gemaakt over de tussenruimtes, de lege ruimtes. Een deel van het verhaal speelt zich af tijdens Stefans slapeloze nachten, wanneer hij door de stad doolt langs weinig betreden paden die vrijwel verstoken zijn van menselijke aanwezigheid. Shuxiu bestudeert dan weer de bryofyten, mossen, die woekeren in de kieren van de voetpaden, de barsten van het beton en de bakstenen van de stad. In een van de filmbeelden wandelt Shuxiu tussen anonieme gebouwen door, afgesloten van de wereld door de koptelefoon waarin zij muziek hoort die ons nooit zal bereiken. Ze kijkt naar de grond en hurkt plots neer om een moslaag te onderzoeken die zich tussen twee betonnen platen heeft genesteld. Ze haalt een zakmesje boven, snijdt het mos af en bergt het voorzichtig op in een papieren envelop. Een ware metafoor voor de cinematografische daad die de filmmaker hier onderneemt.
In deze resoluut contemplatieve film zijn de menselijke verhaallijnen niet dominant. Het verhaal gaat zijn gang, de personages kruisen elkaar en doen hun ding, maar tegelijkertijd worden ‘dingen’ zoals bomen, Tupperware en schoenen zelf ook personages. De barrière die ons van de dingen onderscheidt verdwijnt geleidelijk, waardoor we voor een actieve contemplatie ontvankelijk worden. En dat is wat Stefan bedoelt wanneer hij aan een vriend uitlegt wat hij tijdens zijn nachtelijke wandelingen doet: “Ik zie plaatsen die ik nog nooit heb gezien.” Tegelijkertijd, aan het andere eind van de film, maakt Shuxiu, nadat zij met takken een rots in hokjes opdeelde, een gedetailleerde inventaris van de aanwezige mossoorten, schrijft ze neer in een notitieboekje en zegt ze: “Ik zie steeds nieuwe dingen.”
Here bevraagt subtiel onze relatie tot de wereld en tot het banale. De stilheid van de statische camera laat de kijker vrij verkeren tussen de film en de eigen ervaring. Eén scène in het bijzonder lijkt de film sprekend samen te vatten: Stefan loopt ’s nachts over een voetpad dat langs de zijkanten is afgezet met een omheining waar wilde planten doorheen groeien. In de groene duisternis lijkt plots iets te gloeien. Stefan wurmt zich, via een gat in het hek, door de struik en verdwijnt in het pikkedonker op zoek naar een vuurvliegje. Dat vuurvliegje vangt hij voorzichtig in zijn handpalm en laat hij gedeeltelijk aan de kijker zien, een stralende herinnering dat het gewone en het ongewone maar weinig verschillen. Wanneer het licht weer aanspringt, stuurt Here ons de zaal uit in een staat van zachte gelukzaligheid, hongerig naar paden die vertakken en ergens afslaan.
(*) “Verwijder alles wat niet relevant is voor het verhaal. Als je in het eerste bedrijf zegt dat er een geweer aan de muur hangt, dan moet er in het tweede of derde bedrijf een schot afgevuurd worden. Als het geweer niet gebruikt wordt, dan heeft het daar niets te zoeken.” (Anton Tsjechov)
vertaling door Inge Coolsaet
Dit essay werd door Fantômas besteld bij Aldwin Raoul, coauteur van Atlas des plantes de mauvaise vie met Olivia Molnar. In samenwerking met Le Rayon Vert werd de tekst in twee talen gepubliceerd.
REGIE Bas Devos
SCENARIO Bas Devos
FOTOGRAFIE Grimm Vandekerckhove
MONTAGE Dieter Diependaele
MUZIEK Brecht Ameel
MET Stefan Gota, Liyo Gong, Cedric Luvuezo
PRODUCTIELAND België
JAARTAL 2023
LENGTE 82 minuten
DISTRIBUTIE Imagine Film Distribution
RELEASE 17 januari 2024 (België)
Fantômas ontvangt en stuurt briefpost vanuit de filmzaal en wandelgangen. Ditmaal een bericht over Bas Devos’ Here en andere Berlinale-films.
Terwijl de historische Zwitserse filmzaal Le Plaza renoveert, krijgen externe curatoren vrij spel in haar vitrine. Curator en onderzoeker Julian Ross blikt terug op een programma dat hij er in april samenstelde en licht en passant een tipje van de sluier over het thema van het volgende Fantômas-nummer.
Leven in landschappen, wonen in film. Ons vierde nummer verkent hoe cinema landschappen tekent.
“Hoelang duurt het om een koe te melken? Maakt het veel lawaai? Geven koeien ook ’s nachts melk?” Met het antwoord op deze vragen valt de beslissing om de melk van de “eerste koe in het territorium” te stelen, maar niemand neemt het woord diefstal in de mond. Kelly Reichardts First Cow speelt een bezwerend spel in een zoektocht naar nét de juiste hoeveelheid woorden.
Hoe verbeeld je de wereld zonder patriarchaat? Dramaturg en auteur Caroline Godart interviewt de Puerto Ricaanse kunstenaar Beatriz Santiago Muñoz over haar nieuwe tentoonstelling, waarin een troep radicale amazones alle schermen van het Brusselse argos overneemt. Gebaseerd op de roman Les guérillères uit 1969 van de feministische auteur Monique Wittig zorgt Oriana voor een onderdompeling in een wereld voorbij gender.