Briefwisseling: Berlinale

Fantômas ontvangt en stuurt briefpost vanuit de filmzaal en wandelgangen. Ditmaal een bericht over Bas Devos’ Here en andere Berlinale-films.

03.03.2023 | Bjorn Gabriels

Liefste fotosynthese,

In planten zorg je ervoor dat opgevangen licht zuurstof helpt creëren. Groen is je kleur. Behalve op de rode loper en bij het rood van de hier altijd wel ergens wapperende linkse protestvlaggen is grijs doorgaans de toon van een wintergrauw Berlijn. Toch viel in de bioscopen, her en der na het openschuiven van roodfluwelen gordijnen, m’n oog op weerkerende groene bladeren en de bomen die ze dragen.

In het openingsshot van Here (2023), Bas Devos’ nieuwste cinewandeling door Brussel, kijken we door gebladerte naar een stad in voortdurende aanbouw. Dat perspectief van het ook in een stedelijke ruimte vernetwerkte groen vormt de voedingsbodem voor een film die meandert tussen karakter- en stadsportret. Hoofdpersonage is een Roemeense arbeider die met slapeloosheid en zelfgemaakte groentesoep op zak door Brussel struint tijdens de eerste dagen van z’n bouwverlof. Onderweg treft hij een mosonderzoekster met minuscuul vergrootglas en middagmaalt hij met een bevriende garagist op een verloren veldje nabij een brug in Vilvoorde. Zelden zag Brussel er zo groen uit, in een film die de stad toont als een ecosysteem waarin bomen en mossen al even geconnecteerd zijn als de mensen die er leven.

Ook in Remembering Every Night (2022) van Yui Kiyohara slingeren de personages zich door een opmerkelijk groen stedelijk terrein. Al verloopt de synthese tussen mens en natuur en tussen mensen onderling moeizamer in de afstandelijk afgemeten residentiële woonwijk Tama New Town in Tokio dan in het ongeremde Brusselse landschap van Here. Van de onder een boom musicerende vriendengroep waarvan ieder al spoedig opstapt tot de zoekende wandelaars kleeft er meer gemis dan connectie aan Remembering Every Night. Waar Bas Devos utopie vindt in een groen gefilterde blik op de stadsrealiteit, bespeelt Yui Kiyohara de melancholie van een veel te laat ontwikkeld fotorolletje als getuige van een verleden vriendschap. De nette parken en lanen van Tama New Town blijven vooral achtergrond, veel minder een uitnodiging om verbondenheid te ervaren.

Naast de ongedwongen groeiende natuur in Brussel en de gemanicuurde groenpartijen in Tokio verbeelden (uiteraard) ook bomen in niet-stedelijke omgevingen connectie. De titel Der Kampf um den heiligen Baum (Wanjiru Kinyanjui, 1995) beschrijft letterlijk waar die film over gaat. Een vrouw die op het punt staat haar echtgenoot-met-losse-handen te verlaten reist van de Keniaanse hoofdstad Nairobi terug naar haar geboortedorp. Daar treft ze een lokale groep christelijke vrouwen die haar niet in hun midden aanvaarden omwille van haar zogenaamd zedeloze gedrag en die zonder haar – en ook zo goed als zonder steun van andere dorpelingen en de plaatselijke overheid – een boom willen laten verwijderen omdat die een belangrijke rol speelt in het lokale traditionele geloof. Met een bekrompen conservatisme bestrijden ze een in hun ogen achterhaald bijgeloof.

Waar Here and Remembering Every Night de stedelijke natuur spiegelen in hun narratieve structuur vol vertakkingen en niet noodzakelijk doelgerichte zijwegen, is de boom in Der Kampf um den heiligen Baum een symbolische houvast voor een vrij rechtlijnige vertelling. Zoals die ooit het centrum was voor het dorpsleven. Al plaatst Wanjiru Kinyanjui bovenal een feministische boodschap in de kern van haar afstudeerwerk aan de Deutsche Film- und Fernsehakademie Berlin, waarbij ze stelt dat het ouderwetse patriarchaat noch het recentere koloniaal geïmporteerde katholieke geloof voor vrijere man-vrouwverhoudingen zorgen. Welke positie de ‘heilige boom’ daarbij inneemt, is niet helemaal duidelijk, maar als wensenvervuller lijkt die de vrijheidsverlangens van de jonge moeder goedgezind te zijn. Al is het maar door zich met behulp van bijtgrage mieren te verdedigen tegen de koloniaal-katholiek geïnspireerde vernielzucht.

AI: African Intelligence (2022)

Op een meer filosofisch niveau reflecteert ook de documentaire AI: African Intelligence (2022) van Manthia Diawara over de ontwikkeling van de vooruitgangsgedachte in de relatie tussen Afrika en het Westen. Terwijl het openingsbeeld door vrijwel bladerloze takken tuurt naar de aan een staalblauwe hemel brandende zon, bepleit hij een alternatief voor de manier waarop het Westen ook niet-westerse culturen oplegt wat moderniteit zou moeten inhouden. In het vervolg van zijn essayistische film vraagt hij zich af hoe de ontwikkeling van artificiële intelligentie en de bijbehorende ‘deep learning’ zich kunnen verhouden tot traditionele dansrituelen in Senegal. Kan de sprong in het absurde tijdens trance-ervaringen toenadering helpen vinden tot die facetten van het menselijk begrip – transities, context – die ontsnappen aan de op algoritmes en formules georiënteerde wetenschap?

Uitgebreide opnames van de groepsdansen wisselen af met gesprekken met wetenschappers, van wie sommige aanwezig zijn bij de rituelen in Senegal. Zich afvragend of ook hij door geesten bezeten is geraakt, neemt Diawara een tussenpositie in: de dans van een oude vrouw én het filmen zelf hebben bezit van hem genomen, niet de geesten. In een poging het individuele perspectief te overstijgen kijkt AI: African Intelligence naar de grenzen en overlappingen tussen de wetenschappelijke en spirituele natuur. En voor even, aan het begin van de film, staat een boom daar symbool voor.

De droge takken van die boom en vooral de filmervaring als toenadering tot trance komen eveneens terug in Samsara (2023) van Lois Patiño. De overgang van Laos naar Zanzibar, van jonge boeddhistische monniken in opleiding naar de kinderen en vrouwen van een moslim vissersgemeenschap, wordt ook gemarkeerd door landschappen en hun begroeiing: we gaan van een met rivieren dooraderd woud naar een palmboomstrand. In de transitie tussen deze twee plekken wilde Patiño het beeld ‘leegmaken’ en de binnenkant van de oogleden inzetten als projectiescherm, om zo film als meditatieve ervaring te verkennen. Tegelijk zet het ‘leegmaken’ van het beeld sterk in op de daad van het kijken, die elders in de hele film anders maar niet minder prominent aanwezig is. “I feel the tree is looking at me”, zegt een boeddhistische tiener terwijl hij voor zich geen ostentatief imposant exemplaar aanschouwt maar een smalle, scheve boom zonder bladeren te midden van oogstrelende waterpartijen waarin zonlicht reflecteert.

Het gevoel dat een verwonderde blik beantwoord wordt met een terugkijken, lijkt een verbinding op te roepen tussen kijker en object, tussen filmervaring en geprojecteerd beeld. Een ondervinding die we misschien fotosynthese kunnen noemen.

Een scène uit I Heard It Through the Grapevine (Dick Fontaine, 1982) helpt eraan te herinneren dat bomen, landschappen, ook terugkijken zonder dat we daar een heilzaam-spirituele connectie aan hoeven te koppelen. Meer nog, terugkijkende landschappen kunnen ons evenzeer breuken voor de voeten werpen. Twee decennia na de burgerrechtenbeweging in de jaren zestig reist activist-essayist James Baldwin voor de film die hij samen met Fontain concipieerde door de zuidelijke staten van de VS. “When I first went South, I felt I had come home”, zegt hij, waarna het gevoel van thuiskomen ondergraven wordt door de historische wonden die het landschap met zich meedraagt: “You are aware of the trees. You are aware of how many of your brothers hung from those trees. In that landscape. Under that sky. And the people in that landscape have been doing that for generations. And may now do it to you.”

Hoewel hij zich voor Allensworth (2023) vooral toelegt op huizen, opent landschapsfilmer James Benning met een beeld van een eenzame boom. Maand na maand schetst hij het stadje Allensworth, dat begin twintigste eeuw als eerste door Afro-Amerikanen in Californië werd gesticht. De geschiedenis laat zich niet zomaar aflezen van voorgevels en open velden, maar geleidelijk aan groeit dan toch het besef. Daarbij geholpen door poëzie en enkele songs, zoals een traditionele moordballade gezongen door Huddie Ledbetter, ook wel bekend als Leadbelly: “In the pines, in the pines, where the sun never shine, I will shiver the whole night through.”

De synthese die I Heard it Through the Grapevine en Allensworth brengen, is er geen van harmonie tussen mens en natuur, of tussen mensen onderling, maar een van vormen en tijdsverloop. Hun landschapsbeelden dragen in zich een ingrijpende ontwrichting. Al zetten ook die licht om in zuurstof.