In samenwerking met Film Fest Gent publiceren we in de reeks ‘Wide Angle’ reflecties bij filmvertoningen. Samen met A Chiara laaft Hanne Schelstraete zich aan een paradoxaal tweespel van vrijheid en gebondenheid.
Cinema boezemt me angst in; niet de paniek die tijdens een van de allereerste filmvertoningen – zo gaat de legende – de kijkers van Auguste en Louis Lumières L’arrivée d’un train en gare de La Ciotat overviel toen de trein op het scherm plots de zaal leek in te rijden, noch de spanning die menig kijker besluipt tijdens een horrorklassieker. De angst die me soms plotsklaps overmant in een donkere cinemazaal is de angst dat alles wat is moet zijn.
Hoewel ik de angst dat alles gedetermineerd is, dat de enige werkelijkheid de fysieke, wetmatige is, dat ik – om met Dick Swaab te spreken – mijn brein ben, in het dagelijkse leven zonder enige moeite kan onderdrukken, bekruipt ze me wel eens zodra het zaallicht dooft en na het eerste beeld ook een tweede volgt, alsof het nooit anders had kunnen zijn. De gemiddelde vrijdagavondfilm is immers tot in het kleinste detail vastgelegd. Alles is meervoudig neergeschreven in een scenario, een setplan en een opnameplanning. Elk woord, elke zucht, elke zijdelingse knipoog is gepland. Elke plotwending, elke camerahoek, elke invallende schaduw bepaald. Het moet zo zijn dat het ene beeld het andere opvolgt.
Wanneer het zaallicht dooft en de openingssequentie van A Chiara aanvat, ontvouwt de werkelijkheid zich echter vrij en ongedwongen. Regisseur Jonas Carpignano kijkt toe en capteert de vrijheid die het alledaagse leven zijn glans geeft. Samen met een op dat moment nog anoniem hoofdpersonage bevinden we ons op een luxueus verjaardagsfeest met een oneindige toevloed aan rode wijn, parmaham en olijven. De genodigden lachen, flirten en speechen. Een zatte nonkel zwaait al zijn ledematen in het rond. Een groep tieners giet het ene shotje na het andere binnen. Door de boxen klinkt de Italiaanse hitparade.
De feestvierders vergeten dat ergens tussen hen een cameraman rondloopt, die in een typische cinéma vérité-stijl zijn camera heen en weer draait op zoek naar schoonheid in het alledaagse. Hij grijpt niet in maar beleeft. Hij leidt niet maar laat zich leiden. Tijdens deze lange opening dringt Carpignano de gasten geen script op, maar geeft hen de vrijheid te doen wat ze graag doen. Ze acteren niet, maar zijn wie ze zijn. Ze spelen niet dat ze genieten, maar genieten oprecht, met volle teugen. Hun reacties zijn spontaan en authentiek. Al dansend en drinkend evoceren ze zo de vrijheid waarvan het tegendeel me beangstigt.
Hun houding is geruststellend. Ze drukt vertrouwen uit, vertrouwen in Carpignano die voor hen eerder een vriend dan een werkgever is. De in New York geboren regisseur groeide op in Rome en woonde reeds tien jaar in Gioia Tauro, in het verpauperde Calabrië, voor hij aan zijn Mediterrane trilogie begon, waarvan A Chiara het laatste deel is. Keer op keer zag hij met lede ogen aan hoe het ondergrondse drugsmilieu – misschien wel Calabriës meest welvarende sector – de families waarmee hij samenleefde verscheurde. Carpignano maakt deel uit van hun leefwereld, en is geen buitenstaander met een camera. Hij kent de mensen die er leven, hun angsten en zorgen. Zij kennen en vertrouwen hem. Ze staan niet tegenover hem, maar naast hem.
Als vriend schenkt Carpignano hen de vrijheid die hen in het alledaagse leven weleens wordt afgenomen. Met A Chiara toont hij immers hoe leven op de grens van het drugsmilieu families ontwricht en kinderen hun jeugd ontneemt. De vijftienjarige Chiara (Swamy Rotolo) ontdekt dat haar pas verdwenen vader (Claudio Rotolo) “wanted” is en beseft dat hij niet enkel een liefdevolle pater familias is, maar ook een maffiose drugsbaron. Op haar eentje onderneemt ze een zoektocht naar haar vader, maar ook naar het bewijs dat hij uiteindelijk toch is wie ze denkt dat hij is. Ze raakt verweven in een verhaal met ondergrondse schuilkelders, ontraceerbare gsm’s en wit poeder dat geen bloemsuiker is; in een verhaal dat niet het hare is.
Chiara is gekluisterd aan familieleden, hun verleden en hun zonden. Ze zit gevangen in een zwijgcultuur – “Hoe minder je weet, hoe beter” –, de veroordelende blikken van anderen en een bureaucratisch sociaal systeem. Wanneer Chiara in een jeugdinstelling belandt, omdat haar thuissituatie te precair wordt, denkt haar sociaal assistente haar te kunnen bevrijden. “Wat we je bieden is een ongelooflijke kans,” zegt ze veelbelovend, “de kans om vrij te zijn, om een andere wereld te leren kennen, andere normen en waarden, zodat je leert waar het in het leven om gaat.” Uiteindelijk is de instelling een zoveelste gevangenis en wordt haar vrijheid haar opnieuw ontnomen.
Die vrijheid wil Carpignano zijn acteurs schenken, door hen de ruimte te bieden te zijn wie ze zijn. Zelfs in de uitgeschreven scènes die volgen op de lange opening acteren ze vrij. Carpignano was al enkele jaren bevriend met de Rotolo-familie en schreef het script op basis van hun persoonlijkheid. De grens tussen acteur en personage, tegenspeler en familielid vervaagt. De acteurs weten steeds welke scène ze zullen spelen, maar krijgen pas on the spot hun tekst. Hun performance is niet gerepeteerd, maar spontaan. Ze zit vol kleine onzekerheden, die hen juist meer mens en minder acteur maken.
Daardoor belichaamt A Chiara een paradox: zo vrij de acteurs zijn op de set, zo gebonden zijn hun personages. De Franse regisseur Éric Rohmer, die zijn acteurs, het landschap en het weer vaak de vrijheid schonk de film te sturen, was ervan overtuigd dat cinema in staat is de tegenstelling tussen vrijheid en gebondenheid, die volgens hem de gehele werkelijkheid fundeert, te representeren en tegelijkertijd de twee uitersten met elkaar te verzoenen. Terugblikkend op de filmgeschiedenis herkent hij één thema dat steeds opnieuw opduikt in een andere gedaante: “de tegenstelling tussen twee ordes – de ene natuurlijk, de andere menselijk; de ene materieel, de andere spiritueel; de ene mechanisch, de andere vrij; de ene verlangend naar lust, de andere naar heroïek en gratie.”
Carpignano lijkt het met Rohmer eens te zijn: wanneer cinema de werkelijkheid toont zoals ze werkelijk is, kan ze de vrijheid reveleren die zich doorheen het materiële, causaal gestuurde leven ontwikkelt. Dan toont ze me – om een laatste keer Rohmers woorden te gebruiken – dat het alledaagse leven “dronken van vrijheid” is. Wanneer Carpignano op het verjaardagsfeest de vrijheid van het alledaagse leven evoceert, word ik samen met de gasten langzamerhand dronken.
Bij de reeks ‘Wide Angle’ hoort ook een podcast. De aflevering over A Chiara kan je hier beluisteren. Met dank aan Film Fest Gent en Urgent.fm.
In samenwerking met Film Fest Gent publiceren we in de reeks Wide Angle reflecties bij filmvertoningen. In de eerste aflevering verwijlt schrijver Michaël Van Remoortere naar aanleiding van Ryusuke Hamaguchi’s vrije Murakami-adaptatie Drive My Car bij lezen, liefde en leven.
In samenwerking met Film Fest Gent publiceren we in de reeks ‘Wide Angle’ reflecties bij filmvertoningen. Tussen haar vingers door keek Inge Coolsaet naar Vortex, de nieuwste film van Gaspar Noé.
Na Jackie – achternaam: Kennedy – creëert Pablo Larraín met Spencer – voornaam: Diana – een tweede staatsportret: een zonder de starheid van postzegels of pondbiljetten dat even letterlijk als figuurlijk inzoomt op prinses Diana’s diepe eenzaamheid.
In François Ozons familiedrama Tout s’est bien passé worden de rollen omgekeerd. Dochter Emmanuèle wijdt haar leven volledig aan haar vaders laatste wens: de wens om te sterven. Ozon belicht niet de emotionele maar de praktische kant van dit proces, want – zo staat Willem Elschot hem bij – “tussen droom en daad staan praktische bezwaren”.
De veertienjarige Johnny dealt in drugs; regisseur Jeroen Perceval in moraal. En hoewel dat laatste uiteraard minder gevaarlijk is, bewijst Dealer dat een overdosis aan boodschapperigheid toch fataal kan zijn.