Sorrentino’s stilstand

Vrouwen, religie en voetbal. In The Hand of God gaat Paolo Sorrentino aan de slag met een vertrouwde drie-eenheid om het verhaal van zijn jeugd in Napels te vertellen. Dribbelend tussen gekende thema’s zien we hem struikelen bij de verbeelding daarvan.

01.12.2021 | Charlotte Timmermans

We naderen het door een helderblauwe baai omarmde Napels van boven de zee. Het geluid van klappende wieken maakt ons bewust van de techniciteit van wat we zien; het wordt gefilmd vanuit een helikopter. Maar Paolo Sorrentino speelt een spel met de kijker: eens we de stad bereiken, draait de camera en zien we de helikopter zelf.

Sorrentino verrast graag visueel met zijn prologen. In een interview gaf hij te kennen dat we daar inhoudelijk weinig achter moeten zoeken. Toch ontdekken we in deze opvallende opener (de eerste van twee) een knipoog naar het autobiografische aspect van de film die volgt, die de jeugd van Sorrentino verbeeldt via fictie. Fabietto Schisa is een rustige tiener die in Napels opgroeit omringd door een warme familie. In 1984 is de stad – die kampte met veel armoede en een minderwaardigheidscomplex ten opzichte van het noorden van het land – extatisch over de komst van wereldster Diego Maradona naar de plaatselijke voetbalploeg. De titel verwijst niet enkel naar de iconische handgoal van Maradona op het WK van 1986, maar ook naar een ingrijpende gebeurtenis in Fabietto’s/Sorrentino’s leven: wanneer hij een match van Maradona bijwoont, ontsnapt hij daarmee nipt aan de dood. Zijn opa zou het een goddelijke interventie noemen. In het figuur van Maradona ziet Sorrentino een verzoening van het wereldse en het goddelijke, een thema dat in vrijwel al zijn films terugkomt. Een oudere, zwaarlijvige versie van de gevallen voetbalgod kwam trouwens al voor in Youth (2015).

Selectief geheugen

Anders dan het ambigue Rome met zijn schoonheid en verval in La grande bellezza (2013) is het Napels uit Sorrentino’s jeugd een zomerse idylle. We herkennen de indrukwekkende Galleria Umberto I, voelen de lichte bries in de olijfbomen op de heuvels en proeven de zilte zeelucht. Ook de personages die Napels bevolken hebben iets nostalgisch, zoals de zwaarlijvige mamma (Fabietto’s oma) die wellustig een sappige bol mozzarella eet of Fabietto’s moeder, die recht uit een Bertolli-promospot lijkt te komen: mooi, zorgzaam, temperamentvol en een wonder in de keuken.

Tegelijk herschrijft Sorrentino zijn verleden door zich bij momenten expliciet tegen de traditie te keren. Zo krijgt de grofgebekte mater familias een flink pak rammel en saboteert zijn mentor Antonio Capuano (met wie Sorrentino zijn eerste scenario schreef) tijdens een opvoering van de klassieker Salomé de show: out with the old, in with the new. De actrice barst in tranen uit, maar Fabietto bewondert de filmmaker enkel nog meer. De kans om de schaamteloze misogynie van sommige personages te ondergraven laat Sorrentino wel liggen. De echtgenoot van Fabietto’s tante scheldt en slaat in een wel erg lichte scène met een laconieke Toni Servillo. Later schuift de agressor gewoon aan bij het familiediner.

De vrouwen van Sorrentino

Sorrentino’s behandeling van vrouwen is vaker problematisch. We leren tante Patrizia kennen, de oermoeder van het vele vrouwelijke schoon in het werk van de filmmaker. Fabietto noemt haar expliciet zijn muze en de bewondering straalt van zijn gezicht. Maar zien we die bewondering ook terug in de cinema van Sorrentino? Samen met vele andere vrouwen in zijn oeuvre is Patrizia een lustobject. De hele familie gaapt naar haar wanneer ze naakt ligt te zonnebaden, Fabietto’s neef vraagt hem of hij zou kiezen tussen Maradona bij Napels of zijn tante neuken, en er gebeurt een mirakel wanneer een man haar op de billen kletst.

Vulgariteit is Sorrentino niet vreemd en onder meer het feministische filmmagazine Another Gaze en literatuurwetenschapper Annachiara Mariani uitten kritiek op zijn objectivering van vrouwen. Sorrentino citeerde in dat verband schrijver en scenarist Lillian Hellman (1905-1984): “I cannot and will not cut my conscience to fit this year’s fashions.” Een kritische versie van Sorrentino’s male gaze is dus niet voor meteen. Benieuwd hoe hij zijn eerste vrouwelijke hoofdpersonage zal vormgeven in Mob Girl, momenteel in preproductie.

De grote leegte

De eerste helft van The Hand of God is nog onversneden Sorrentino, al voelt het wat te druk aan en missen we poëzie. Het nieuwe familielid met de elektronische stem, de gewelddadige smokkelaar en de arrogante barones zijn maar enkele van de larger than life figuren die deze hyperactieve filmwereld bevolken. In eerder werk onthulde Sorrentino de existentiële twijfel achter dat groteske, met centraal belichamingen van macht zoals de paus, Silvio Berlusconi of een witte man uit de Italiaanse bovenklasse in La grande bellezza. Een voor een lijken ze verheven boven de mensheid, maar een sterke melancholie komt bovendrijven die hen nog menselijker maakt dan jij en ik. In hen herkennen we de menselijke conditie. Hier zien we dat bij tante Patrizia, die zich laat opnemen in een troosteloze psychiatrische instelling, de moeder van Fabietto die haar echtgenoot uit huis zet of zijn vriend die enkel leeft van de ene op de volgende adrenalinerush.

Het enige personage dat niet grotesk is, maar melancholisch des te meer, is Fabietto. Wanneer in de tweede helft van de film de familie uit elkaar valt, moet hij naast een enorm verlies ook de rest van de film dragen. De opvallende camerastandpunten en hyperactieve groepsdialogen maken plaats voor een trager tempo en tal van lange(re) een-op-eengesprekken die ons inzicht geven in Fabietto’s zoektocht naar zichzelf. De film komt tot stilstand, zeg maar. De anders organisch met elkaar verweven extravaganza en contemplatie komen los van elkaar te staan: er zit te weinig melancholie in het eerste luik en er zijn te weinig uitspattingen in het tweede. Dat verbreekt de toverspreuk van Sorrentino’s poëzie.

De dramatische wending die het verhaal in tweeën deelt, mondt uit in Fabietto’s coming of age, die samenvalt met zijn wens om filmmaker te worden. Die wens groeit uit een verdriet dat groter is dan zichzelf, en de drang om te vluchten van wat hem overkomen is. “Ik wil weg van de realiteit en een imaginaire wereld creëren”, zegt hij. Het raakt aan de essentie van Sorrentino’s cinema, een cinema van visioenen en dromen. Geen cinema van de straat, maar een die zich afspeelt in afgesloten werelden die tot de verbeelding spreken, zoals die van de politieke of religieuze elite. Nu hij zijn eigen jeugd verfilmt, dringt de realiteit zich op. Terwijl de haveloze Fabietto ronddoolt in de straten van Napels, loopt Paolo wat verloren tussen grootse en intieme cinema.

 

REGIE Paolo Sorrentino
SCENARIO Paolo Sorrentino
FOTOGRAFIE Daria D’Antonio
MONTAGE Cristiano Travaglioli
MUZIEK Lele Marchitelli
MET Filippo Scotti, Toni Servillo, Teresa Saponangelo
PRODUCTIELAND Italië
JAARTAL 2021
LENGTE 130 minuten
DISTRIBUTIE Netflix
OORSPRONKELIJKE TITEL È stata la mano di Dio
RELEASE 1 december 2021 (Belgische bioscoop), 2 december 2021 (Nederlandse bioscoop), 15 december 2021 (Netflix)

gerelateerde artikelen
 

Though it’s hurting me/now it’s her story

Met Bergman Island vindt Mia Hansen-Løve in filmmaken zelf een uitweg vanonder het gewicht van de filmgeschiedenis en uit de patstelling tussen artistieke creatie en een verzorgende rol.

Zachte strelingen over leren zadels

Brute kracht en sensuele tederheid ontmoeten elkaar in een oerdegelijke psychologische thriller van filmmonument Jane Campion.

 
 

Zwijgen en zingen!

De musical Annette van Leos Carax doet schrijver Michaël Van Remoortere verwijlen bij het gevaar van fictie in haar langdurige pas de deux met de realiteit.

Zwijg stil: vrouwen zijn niet van gisteren

De titel van Anke Brouwers’ prachtige, verstomming opwekkende boekdebuut Mooi zijn en zwijgen: de machtige vrouwen van de Amerikaanse stille film is misleidend. Wie verwacht dat het een biografie is over een aantal lang vergeten filmmaaksters en actrices, zal – hopelijk aangenaam – verrast zijn, want het is zoveel meer dan dat.

 
 

Overdruk in klare lijnen

Vrijelijk gemodelleerd naar het weekblad The New Yorker bezoekt The French Dispatch, de tiende film van Wes Anderson, een redactie Amerikaanse expatjournalisten in het Franse dorpje Ennui-sur-Blasé. Schampere satire en vrolijke luchtigheid vormen de onderstroom voor wat inmiddels bekendstaat als de esthetische signatuur van Anderson, een neurotisch formalisme gekleurd door dwangmatige nostalgie.