Van de maan afgezien

Roland Emmerich schept visueel genoegen uit het tot as en puin reduceren van de architecturale symbolen van de Verenigde Staten, zijn tweede thuisland. In Moonfall laat hij de maan naar beneden donderen en zoals steeds is het een underdog die de boel moet redden. Van de maan af gezien, zijn we immers allen even groot.

23.03.2022 | Bart Versteirt

Als rusteloos kind in de vroege jaren negentig vond ik de slaap door mezelf verhalen te vertellen over het einde van de wereld. Ik en een bonte bemanning van teddyberen en andere -dieren ontsnapten dan in mijn bed – euh, ruimteschip – aan het onheil dat de mensheid trof. Enkel door samen te werken en opofferingen te maken konden we ontkomen. Fantasieën over het einde der tijden zijn nog wel wat meer mensen niet vreemd. Zo ook Roland Emmerich, zelf een fortuinlijk overblijfsel van diezelfde jaren negentig. Sinds 1996 maakte hij vier films die in megalomane tableaus de verwoesting van onze planeet verbeelden. Moonfall is de recentste in die rij, maar dat doet er eigenlijk niet toe. Het heeft weinig zin de plot, de acteerprestaties of de mise-en-scène van een specifieke Emmerichfilm te bespreken, noch hun relatieve verdiensten tegen elkaar af te wegen.

Emmerich is geen kind van om en bij de tien jaar, maar een man van een stuk in de zestig. Toch zijn het fantasieën over de Apocalyps die hem het meest kenmerken als filmmaker. De ondergang van de wereld houdt voor hem geen morele veroordeling van het mensdom in – uitgenomen misschien in The Day After Tomorrow – maar eerder een uiting van het ontzagwekkende van de natuur en dan meer bepaald de spectaculaire schoonheid die daaruit gepuurd kan worden. Als Emmerich zijn schildersoog op dood en vernieling werpt, dan doet hij dat niet als een moraliserende Hieronymus Bosch, maar eerder als een in ontzag verkerende John Martin of William Turner. Of Caspar David Friedrich, wiens Das Eismeer uit 1824 telkens weer door mijn hoofd spookt wanneer ik neerzit voor een nieuwe Emmerich. Dat schilderij, een hoogtepunt van de romantiek, lijkt bijna een door een computer gegenereerd beeld (CGI), omwille van het onnatuurlijk ogende licht dat Friedrich laat schijnen op de majestueuze ijsschotsen waartegen een onfortuinlijk, nietig zeilschip op zijn ondergang botste. Net zoals Friedrichs schilderij roepen Emmerichs wereldbranden gevoelens van afgrijzen en genot op. Ze zijn bij uitstek ‘subliem’, in de romantische zin van het woord; maar laat dat de pret niet bederven.

Moonfall is cinema, bewegend beeld. Plot en dialogen zijn ondergeschikt, onderontwikkeld en al dan niet onbedoeld hilarisch. Hun vertrouwdheid en de efficiëntie waarmee Emmerich over clichés heen rolt, zijn deel van het plezier. Wist je trouwens dat de maan vierhonderd keer kleiner is dan de zon en vierhonderd keer dichter bij de aarde zweeft? Geen idee of het waar is, en geen enkele zin om een smartphone uit m’n broekzak te toveren om het na te trekken. Emmerich voelt in beelden en hij laat ons meevoelen. In tegenstelling tot die andere vernielzuchtige veelfilmer, Michael Bay, schenkt hij ons leesbare afbeeldingen, geen visuele brij. Het maakt de thrill of the ride des te groter. Uiteraard kan in realiteit een Hummer niet ontsnappen aan een aanstormende tsunami, maar Emmerich heeft geen verdonkeremanende montagetrucjes nodig om het te laten werken. Ondertussen zijn we vertrouwd met de taferelen die hij schildert van de vernieling van alles wat is, maar dat doet geen afbreuk aan de schoonheid van een overstroomd L.A. of van de spits van de Chrysler Building te midden van de besneeuwde pieken van de Rocky Mountains. Moonfall scheert visueel duizelingwekkende toppen in elk schot van de reusachtig opdoemende maan die een sneeuwlandschap domineert. Een bezoek aan het multiplex toont dat er weinig andere regisseurs zijn die er daadwerkelijk in slagen een beeld te puren uit het eindeloze potentieel van CGI. Echt ziet het er niet uit, maar er straalt hetzelfde vakmanschap van af als van de matte paintings uit de lang vervlogen filmgeschiedenis, en het roept hetzelfde ontzag op als de eindeloze sneeuwlandschappen in de expeditiefilms van de stillefilmpioniers. Over subliem gesproken.

Een pure romanticus is Emmerich echter niet, daarvoor gelooft hij te veel in de mens. Er zijn ook geen hoogdravende vergelijkingen met de kunstgeschiedenis nodig om de waarde van zijn werk te bevestigen. Zijn films zijn een viering van de veerkracht van de menselijke soort, in weerwil van haar hoogmoed, contra het modieus lege fatalisme dat onze schermen bevuilt. De catastrofe in Moonfall — meer moet een titel niet zijn — is letterlijk dat de maan op de aarde valt. Dat is niet de schuld van de mensheid, maar haar verwaandheid zorgde er in eerste instantie wel voor dat erger niet voorkomen werd. Met de zeitgeist heeft dat allemaal weinig te maken, al is het bon ton om te beweren dat we met z’n allen getroffen zijn door een onbehagen alsof we nu in het einde der tijden leven. Maar was dat ook zo in 1996 (Independence Day), 2004 (The Day After Tomorrow) of 2009 (2012)? Ik was erbij en nee, zo voelde het niet aan. Hoe dan ook, het is de gewone mens – de underdog en zeker niet de übermensch uit de verschillende cinematic universa – die against all odds erin slaagt te overleven en dat dan ook nog eens doet door een beroep te doen op bij uitstek menselijke waarden als liefde, mededogen en vergiffenis.

De volwassen man Emmerich voegt aan zijn apocalyptische fantasieën nog een tweede en een derde droombeeld toe, dat ver staat van het bed van een tienjarig kind. De fantasie van het gezin, en de fantasie van de verlossing. Wie hou je in je armen als er een tsunami van duizend en meer meters hoog op je afkomt? Het is een pertinente vraag. Emmerich beantwoordt ze vaak in de vorm van portretfoto’s, in kaders op nachttafeltjes, op bureaus, aan huiselijke muren en in versleten portefeuilles. Zoals elke apocalyptische Emmerichfilm telt ook Moonfall een gebroken gezin en een man die een of meerdere kansen verprutste, de mensen die hij liefheeft van zich vervreemdde en nu, in het aanschijn van de totale ondergang, nog een allerlaatste kans krijgt. In Moonfall is dat de aan lagerwal geraakte ruimtevaarder Brian Harper (Patrick Wilson), die net als veel andere Emmerichhelden ook aan zijn vaderlijke plicht verzaakt heeft. Ook zijn vrouwelijke collega Jocinda Fowler (Halle Berry) is een alleenstaande ouder met een mislukt huwelijk achter de kiezen, maar de vrouwen in Emmerichs films hebben doorgaans hun leven op orde, met of zonder man. Tweede kansen hebben ze niet nodig. De mannelijke antiheld wordt dan vaak nog eens bijgestaan door een misbegrepen loser, een soort onaantrekkelijke Cassandro (sic) die in Emmerichs films onschadelijker is dan in het echte leven.

Het innerlijke kind laaft zich aan de apocalyptische fantasieën, de innerlijke man aan de fantasie van verlossing, die ultieme kans om oog in oog met het grootste ongeluk het toch voor één keer juist te doen. Er kan van alles geschreven worden over de mannelijkheid van die waanvoorstelling. Wat zegt het over die mannen dat ze letterlijk het einde van de wereld nodig hebben om die allerlaatste kans te benutten? Enkel geconfronteerd met collectieve ondergang opent zich voor hen de mogelijkheid van individuele verlossing. Maar hoe dan ook, de fantasie bestaat. Naar ik vermoed samen met Emmerich, weet ik dat het niet meer is dan dat, een wensdroom, maar wel een met een louterend effect. Emmerich heeft in Moonfall niks meer te zeggen over de tijdsgeest – die heilige graal waaruit alle opgezwollen blockbusters zich laveloos zuipen, of het nu de triljoenste Batmanfilm is of het miljardste product van het uitdijende en alles opslokkende Disneyimperium –,  maar weekt met zijn fantasieën iets diepmenselijks los. Hij spint daar geen pretentieuze, pseudo-abstracte theorieën rond, maar laat het ons gewoon voelen, in de volle wetenschap dat het niet waar is, dat die verlossing niet komt, dat een tweede kans vaak een tweede mislukking met zich meebrengt, dat het hele concept van de tweede kans op zich al problematisch is. Maar het verlangen blijft en wie weet hebben we het ooit wel eens bij het rechte eind. Moonfall is opnieuw dolle pret, een festijn voor de ogen, en tegelijkertijd een film voor zij die snakken naar verlossing, naar een tweede, derde of vierde kans. Waarom zouden we dat elkaar niet gunnen?

 

REGIE Roland Emmerich
SCENARIO Roland Emmerich, Harald Kloser, Spenser Cohen
FOTOGRAFIE Robby Baumgartner
MONTAGE Ryan Stevens Harris, Adam Wolfe
MUZIEK Harald Kloser, Thomas Wanker
MET Halle Berry, Patrick Wilson, John Bradley
PRODUCTIELAND Verenigde Staten, China, Verenigd Koninkrijk, Canada
JAARTAL 2022
LENGTE 130 minuten
DISTRIBUTIE KFD
RELEASE 23 maart 2022 (België), 24 maart 2022 (Nederland)

gerelateerde artikelen
 

Een onzekere hoop, een zekere tendens

Na de documentaire Waiting for August (2014), over het gewicht van arbeidsmigratie op een Roemeense familie, zette Teodora Ana Mihai zeil naar een nieuw documentair project, ditmaal in Mexico. Omstandigheden daar zorgden voor een omslag naar een fictiefilm. De zoektocht naar hoop blijft.

Game of Thanes

Met The Tragedy of Macbeth maakt Joel Coen van Shakespeares complexe theatertekst een vlot leesbaar en virtuoos verbeeld machtsdrama, maar in de computergestuurde vertaling gaat een en ander verloren. Coen behoudt de woorden van de bard, maar strijkt de plooien tussen zijn versregels glad.

 
 

Ten zuiden van de grens, ten westen van Eden

Met Cry Macho maakt Clint Eastwood een eenvoudige en met momenten ontroerende ode aan leven in het heden. In wat misschien wel zijn laatste film wordt, gaat hij het gesprek aan met een oeuvre dat vijftig jaar en meer dan veertig films omhelst.

Overdruk in klare lijnen

Vrijelijk gemodelleerd naar het weekblad The New Yorker bezoekt The French Dispatch, de tiende film van Wes Anderson, een redactie Amerikaanse expatjournalisten in het Franse dorpje Ennui-sur-Blasé. Schampere satire en vrolijke luchtigheid vormen de onderstroom voor wat inmiddels bekendstaat als de esthetische signatuur van Anderson, een neurotisch formalisme gekleurd door dwangmatige nostalgie.

 
 

Popcorn bij de klimaatcatastrofe

Adam McKays nieuwste film gaat níét over een komeet die op de aarde zal neerstorten. Met een uitblinkende sterrencast, flitsende look en donkere ironie reflecteert Don’t Look Up zelfbewust over hoe barslecht onze hyperreële consumptiemaatschappij omgaat met de reële dreigingen van de klimaatcrisis.