Witte doeken

Is je wereld magisch zodra de realiteit van koloniale plunderingen niet in de ogen kan worden gekeken? En wiens wereld is wereldcinema? Een bevreemdend samenspel van esthetiek, financiering en identiteit werpt vragen op tijdens filmfestival MOOOV.

23.05.2024 | Sarah Allaert

Films facing the world” is het leidmotief van het MOOOV-filmfestival, dat cineasten uit alle continenten samenbrengt op zes locaties in Vlaanderen. Animalia (2023) van Sofia Alaoui bijt de spits af. “Dit is geen gebruikelijke openingsfilm, zult u zien.” “Reis naar een ver land via het witte doek.” Het zijn allemaal goedbedoelde eufemismen om de gecontesteerde term wereldcinema niet te gebruiken. Een woord dat symbool staat voor de vraag over wanneer we die ‘wereld’ nu eindelijk mogen weglaten. Tijdens de Brugse openingsavond spreekt een lokale politicus over de financiering van dit festival. Hij zet zijn argument kracht bij door met grote belangstelling percentages te smijten over demografische dynamieken die het grote aantal mensen met migratieachtergrond aantonen. Is het publiek met migratieachtergrond aanwezig? In de cinemazaal zie ik ze niet. Niet zo onder de indruk van de toespraak haal ik het programmaboekje uit mijn handtas. Achterin staat een interview met Hannah Atallah, een Palestijnse producent: “Door de situatie waarin we leven, zijn Palestijnse films eigenlijk altijd wel vervlochten met de politieke actualiteit waarin ze zijn gemaakt. Hoe kan het ook anders?”

Atallahs woorden illustreren de grote paradox waar niet-westerse filmmakers mee te kampen hebben: de noodzaak van het westerse filmcircuit om nog steeds over een apart genre te spreken rijmt ergens met de wederkerende inhoud. De emancipatorische urgentie deze films als gewone cinema te beschouwen staat los van het feit dat de meeste regisseurs zich geroepen voelen de dialoog met het verleden aan te gaan. Cinema als schild van Athene om de schimmen van de realiteit niet frontaal aan te kijken, maar het meerkoppig monster wel te onthoofden. Deze analogie van Siegfried Kracauer decennia geleden blijft zich recycleren. In de Brugse cinemazalen probeer ik enkele van deze schimmen in de schaduw van het beamerlicht te (be)grijpen.

Dahomey (2024) van Mati Diop verfilmt de cruciale conversatie tussen enkele studenten aan de universiteit van Abomey-Calavi in Benin over de restitutie van hun Afrikaanse identiteit. Zesentwintig kunstvoorwerpen die Frankrijk onder koloniaal bewind stal en nu worden gerepatrieerd vormen de aanleiding voor dit gesprek. Met een drukkende, naargeestige stem vertellen de objecten hun eigen verhaal. In het aftasten van de grens tussen fictie en non-fictie echoot Dahomey een controversieel magisch realisme. Dit geglobaliseerde niemandsland beoogt niets meer dan deze grens op te zoeken en staat los van enige andere betekenis. Als passe-partout heeft het magisch realisme zich een weg gebaand tussen fictie en ideologie. Imaginaire gebeurtenissen bewegen zich tussen realiteit en fantasie, maar de harde grenzen om de stijl af te bakenen lijken vooral gelijk te lopen met die van het Westen.

In hun vurige debat wijzen de studenten in Dahomey erop dat slechts 26 items van de duizenden die Frankrijk nog steeds bezit de terugweg naar Benin hebben gevonden. Hoe kan een nieuwe generatie deze actie claimen? Trots op de overwinning of cynisch over de magere verdienste? Mati Diop wordt op de website van de Berlinale, het festival waar de film in première ging, naar voren geschoven als een belangrijke vertegenwoordiger van een nieuwe golf Afrikaanse en Afro-diasporische cultuur. Als Frans-Senegalese regisseur kreeg zij voor haar project de steun van Arte France, de Franse productietak van een Frans-Duitse publieke omroep. Diop verlegt mijlenlange grenzen door deze film zo gefinancierd te krijgen. Tegelijk toont het aan hoe dit onderwerp nog maar in de kinderschoenen staat: de Franse overheid financiert een film van een half Franse filmmaakster waarin een gesprek plaatsvindt over hoe het al dan niet imposant is dat Frankrijk 26 artefacten uit een collectie van duizenden heeft teruggegeven aan Benin. De niet-westerse blik blijft daardoor eerder beperkt… “Ik ben opgegroeid met Disney, in mijn jeugd keek ik naar Avatar en Tom & Jerry, maar ik zag toen geen animatiefilm over Béhanzin, die zich richt op ons cultureel erfgoed”, zegt een van de Beninse jongeren in Dahomey.

Kolonialisme weergalmt ook over de besneeuwde bergtoppen van Tibet in Pema Tsedens Snow Leopard (2023). De botsing tussen de Chinese centrale overheid, rücksichtslos hervormend, en Tibetaanse traditionalisten stuurt het lot van een sneeuwluipaard. Onstuimig is het grijswitte wezen zich van geen ethiek bewust, noch van haar bedreigde bestaan. De mannen in pak wijzen de inheemse inwoners daar streng op en eisen natuurbescherming. De kleinschalige traditie stuit op globale problemen. Aanklager en beschuldigde vechten een complex dilemma uit. Praktische struikelblokken over identiteit resoneren met kolonialisme, zoals dat gebeurt in Dahomey, op een Brugs filmfestival of in een exotiserende cinemastijl. De samenkomst van perspectieven moet voorbij voyeuristische fascinatie kunnen treden en in dialoog gaan met het verleden. Tseden stond erom bekend via zijn films terug te grijpen naar zijn Tibetaanse afkomst. Mag het daarom verrassend heten dat Snow Leopard is geproduceerd en gefinancierd door iQIYI, het nationale Chinese streamingplatformbedrijf. Dit bedrijf besloot twee jaar geleden immers om alle films van Keanu Reeves eraf te halen nadat hij aanwezig was op een virtueel evenement dat georganiseerd was door het Tibet House US, opgericht door de Tibetaans-Amerikaanse diaspora. Tijdens intermezzo’s in Snow Leopard droomt een Tibetaanse monnik weg in zwart-witscènes waarin hij een innige vriendschap opbouwt met het dier. De monnik glijdt af in een utopie, terwijl de realiteit zich ontwikkelt in figuurlijk zwart-wit.

De pijnlijke conversatie tussen het Westen en zij die volop bezig zijn het juk van kolonialisme van zich af te werpen komt samen in een bevreemdend samenspel van financiering, regie en camerawerk. Het is misschien wel die bevreemding die de stijl van magisch realisme kenmerkt. De ontspoorde retoriek, verwikkeld in financiële middelen, lijkt zich uit te drukken in een escapistische droom, gerepresenteerd door pratende artefacten of geëxternaliseerd naar een sneeuwluipaard.

Joséphine Drouin-Viallards cinematografie in Dahomey sleept de kijker van meditatieve beelden naar ijzige ruimtes, benadrukt de wissel tussen culturen, het gesprek in de Fonse en Franse taal. Diop tast de grens af van wat niet kan, maar met een realistische insteek. De vraag die daarbij wordt opgeworpen is: wiens realiteit is zo onwaarschijnlijk dat ze magisch is? Deze vraag loopt eigenlijk parallel met het debat rond het achterhaalde begrip ‘wereldcinema’ en met de programmatorische keuzes van een festival als MOOOV. Ook westerse filmmakers gebruiken magisch realisme als esthetiserend element, maar de term is altijd heel verbonden geweest met de opkomst van filmgenres in de periferie van het Westen. Eigenlijk is het een projectie van andere realiteiten op de westerse, die door de westerse als ‘magisch’ wordt ervaren. Wie hoort de artefacten in Dahomey jammeren?

We moeten bij het organiseren van een festival als MOOOV verder gaan dan louter toekijken en labels plakken als magisch realisme. We moeten diepere mechanismen begrijpen van wereldcinema en de stijlen en thema’s die eraan verbonden zijn. Realiteiten niet zomaar esthetiseren en wegzetten als ‘flirtend met fictie’, maar ze recht aankijken. Want er strookt iets niet: de zalen blijven overwegend gevuld met witte mensen en de films worden soms mogelijk gemaakt door kwestieuze fondsen. De veilige afstand van ‘reizen naar een ver land via het witte doek’ moet vernauwen.

 

Tijdens MOOOV Filmfestival in Brugge begeleidt Fantômas jonge critici in hun schrijven over film. In 2024 namen Sarah Allaert, Leon Decock, Maura De Troyer, Nida Dhooghe, Maxim Morel en Jana Van Brussel deel aan de workshop.