Briefwisseling: Berlinale II

Fantômas ontvangt en stuurt briefpost vanuit de filmzaal en wandelgangen. Ditmaal een bericht van op de Berlinale.

14.02.2022 | Bart Versteirt

Quand j’étais enfant, le luxe, c’était pour moi les manteaux de fourrure, les robes longues et les villas au bord de la mer. Plus tard, j’ai cru que c’était de mener une vie d’intellectuel. Il me semble maintenant que c’est aussi de pouvoir vivre une passion pour un homme ou une femme.

Passion simple (Annie Ernaux, 1992)

Liefste,

Ergens aan het begin van Mitra Farahani’s vermakelijke, ontroerende en intelligente À vendredi, Robinson, het relaas van een briefwisseling tussen twee titanen van de nieuwe golven die het filmlandschap vanaf de jaren zestig overspoelden, Jean-Luc Godard en Ebrahim Golestan, laat die laatste optekenen dat “poetry” hetgeen is wat het waard is om voor te leven. Met poëzie doelt hij niet op de literaire vorm, maar de esthetische ervaring. Een ervaring die een passie veronderstelt. Het is passie die beide oude heren hun hele leven lang heeft voortgedreven. Het zijn passie en de eindeloze zoektocht die eruit voortvloeit die hun leven vorm hebben gegeven en de moeite waard maken, tot op hun huidige gezegende leeftijd.

Nochtans wordt passie vaak als het speelterrein van de jeugd gezien. Niet zo in drie opmerkelijke wereldpremières op de Berlinale die stuk voor stuk de passie op leeftijd prediken. Alain Guiraudie – hij van het bloedstollende L’inconnu du lac – schetst de liefdesperikelen van een gezapige veertiger, de iets oudere prostituee op wie hij ‘verliefd’ wordt, haar geobsedeerde en gewelddadige echtgenoot, een jonge dakloze met Arabische wortels en de nog jongere stagiair van het hotel waar voornoemde straatmadelief haar rendez-vous organiseert. Aan de oppervlakte lijkt de film een satire, een kritiek op de Franse samenleving ergens halverwege de jaren 2010, maar daaronder stroomt een beschouwing over vrijheid, het doorléven van een passie en een geloof in de liefde waarin openheid en aanvaarding centraal staan. Dat alles tegen de achtergrond van een mogelijk jihadistisch geïnspireerde aanslag in Clermont-Ferrand, de stad waar Éric Rohmer zijn Ma nuit chez Maud liet afspelen, de film waarin hij de befaamde “pari de Pascal” een belangrijke plaats geeft. Blaise Pascals berekende gok om in God te geloven was dit: wel geloven kan meer opleveren dan niet geloven.

Een variatie op dat idee vinden we terug in O trio em mi bemol – gebaseerd op een theaterstuk van Rohmer – van Rita Azevedo Gomes, onlangs nog te gast op het Zomerfilmcollege in Antwerpen. In dit verhaal van twee zielen die onvermijdelijk tot elkaar zijn aangetrokken, maakt het mannelijke hoofdpersonage, vertolkt door regisseur Pierre Léon, een gelijkaardige weddenschap met zichzelf. Eén waarin passie op het spel staat. O trio em mi bemol is een meesterwerkje, niet alleen rohmeriaans – denk literaire (Franse) dialogen, uitgekiende kleurpatronen, zielsonthullende close-ups – maar in zijn speelsheid ook schatplichtig aan Jacques Rivette: een uitzinnige droomscène, een nadruk op het maakproces en het repeteren. Het resultaat is evenzeer een ode aan de mogelijkheid als aan het geloof en het volharden.

Volharden is ook wat de personages in Avec amour et acharnement doen, zij het dan op een destructieve manier. Claire Denis’ nieuwste film is een niet aflatend hard portret van een relatie in troebel water, een soort negatief van haar eerdere Un beau soleil intérieur. Daarin vertolkt Juliette Binoche een vrouw die op zoek is naar de liefde, die ze zoals de titel aangeeft eerst en vooral in zichzelf vindt. Niet zo in Avec amour et acharnement, waarin zowel Binoche’ personage als dat van haar mannelijke tegenspelers Vincent Lindon en Grégoire Colin gevangen zitten in een identiteit (zowel op romantisch als sociaal vlak) die de ander en de maatschappij hen opdringen. Ze kunnen het verleden niet loslaten, noch wat hun amoureuze wedervaren betreft, noch in de context van hun positie als witte middenklassers van een zekere leeftijd. Denis vangt hun passionele strijd met elkaar en zichzelf in een claustrofobe beeldregie. Die sluit haar personages op in een leven dat geen ruimte laat voor vervulling.

Een permanente staat van ontevredenheid hoeft op zich niet negatief te zijn. ‘Contentement’ kan de dood betekenen van passie. Het is maar wat je met die ontevredenheid aanvangt. In À vendredi, Robinson spreekt Godard over de permanente en onvoltooibare zoektocht naar taal (“langage”, niet “langue”) die zijn leven vormgeeft. Hij citeert daarbij uit Dashiell Hammetts The Thin Man: “’That may be,’ Nora said, ‘but it’s all pretty unsatisfactory.” Dat houdt de passie echter niet tegen, au contraire.