De leegte die Camillo heet

In het hart van Marco Bellocchio’s oeuvre spookt een grote afwezigheid. Sinds 1968 probeert hij in verschillende van zijn films die leegte te bevatten. Met de autobiografische documentaire Marx Can Wait, waarin hij fragmenten van zijn vroeger werk opneemt, zet hij zijn pogingen verder om wijs te worden uit het ontbreken dat mee aan de grondslag ligt van zijn maakdrang.

31.07.2022 | Bart Versteirt

Het gemis is dat van Bellocchio’s tweelingsbroer Camillo, die zich in 1968 als 29-jarige van het leven beroofde. Waar hij in zijn eerdere films de traumatische gebeurtenis in fictie verwerkte, gaat Bellocchio in Marx Can Wait een directe documentaire confrontatie aan met zijn familiegeschiedenis. Het obstakel dat hij daarvoor dient te overwinnen — hoe maak je een film over iemand die niet (meer) voor zichzelf kan spreken — wordt gaandeweg het ware onderwerp van de film.

Bellocchio groeide op in een bourgeoisgezin uit Piacenza. Marx Can Wait opent dan ook met een reünie zoals je ze over heel West-Europa bij welgestelde families terugvindt. Een piekfijn gezette tafel, smaakvol eten, met kennis gekozen wijn en behendig gevoerde conversaties die elegant dansen rond de dingen waarover men niet spreekt. Bij die kenmerken van de hogere middenklasse hoort ook de obligate eloquente speech, in dit geval een dronk op de broers die er niet meer zijn: Tonino en de voornoemde Camillo. Waar de vermelding van de eerste een ontroerende echo krijgt van een van de nog levende broers, wordt Camillo’s naam voor dovemansoren gesproken. “Op Tonino”, zo eindigt de dronk. De leegte die Camillo heet, is waar deze film over zou moeten gaan.

In archiefbeelden zien we Camillo afwezig het glas heffen. Zijn broers en zussen omschrijven hem als goedlachs en een engel, maar dan wel één die gekortwiekt werd door een fundamentele melancholie; een jongeman die verloren liep in het leven. Marx Can Wait bestaat vooral uit gesprekken die Bellocchio met zijn familieleden voert, soms in de vorm van een interview (inclusief reactieshots van Marco als ondervrager), soms als een gemoedelijk — maar duidelijk in scène gezet — gesprek, zij aan zij met zijn twee zussen of met zijn twee kinderen Elena en Pier Giorgio. Die laatste twee treft hij in een spartaans ingericht appartement (alsof het klaar is om een volgende Airbnb-gast te ontvangen). Zij hebben Camillo nooit gekend, maar kennen hun vader des te beter en het zijn ook zij die met hun priemende blikken en fronsende wenkbrauwen — die Bellocchio niet in de montage verstopt — in vraag stellen wat hun vader nu precies wil bereiken.

Het wordt snel duidelijk dat de broers en zussen niet allemaal evenveel weten over Camillo’s einde. Uiteindelijk hebben zij en met hen de film bitter weinig te vertellen over wie Camillo was. Marx Can Wait is een actieve poging tot herinneren, die op haar eigen al te menselijke grenzen stuit. Die grenzen zijn bepaald door wat zij die herinneren hebben kunnen zien. In een gezin waarin overleven — in existentiële, niet in materiële zin — centraal stond, blijkt dat zij die het gehaald hebben amper iets gezien hebben van zij die er niet voor gemaakt waren. Onvermijdelijk gaat Marx Can Wait meer over de overlevers en de schuldgevoelens waarmee ze worstelen. De meest affectieve en daardoor gedetailleerde herinneringen die broers en zussen Bellocchio aan de overleden Camillo hebben, zijn die aan zijn dood. Of eerder aan de manier waarop ze het nieuws van zijn dood vernamen. Ieder die ooit aan een teergeliefde heeft moeten vertellen dat een van hun dierbaren is overleden, weet hoe dat moment in het geheugen gegrift wordt. Maar het is een herinnering aan onszelf, niet aan de overledene. In het geval van de Bellocchio’s is dat besef aanwezig, en versterkt het een schuldgevoel dat hen voorgoed weghoudt van de afwezigheid genaamd Camillo. Van alle betrokkenen met wie Bellocchio spreekt is een schoonzus, de echtgenote van de eveneens overleden Tonino, een van de weinigen die werkelijk haar schoonbroer heeft gezien. Ze beschrijft teder en onbaatzuchtig — niet op zoek naar vergiffenis of verlossing — hoe ze zijn dode lichaam naar de grond liet zakken en hoe op dat moment de opgebouwde lucht langs zijn mond ontsnapte; alsof hij van gene zijde tot haar sprak.

Maar de doden kunnen niet spreken en zij die voor hen zouden kunnen spreken hebben niet gehoord wat ze wilden zeggen. Camillo komt niet aan het woord en de vernietigde en daardoor slechts herinnerde brief die hij bij zijn zelfdoding achterliet, bezorgt Marco en co meer redenen tot introspectie dan inzicht in wie hun broer nu eigenlijk was. Opnieuw is de enige die de brief echt gelezen en begrepen leek te hebben geen direct familielid, maar wel zijn liefje Angela, wier liefdevolle blik op Camillo via haar zus tot Marco en ons komt. De nog levende Bellocchio’s worden verteerd door het besef van hun onbegrip en schuldgevoel over het drama dat hun leven vormgegeven heeft. Zij zijn degenen die hebben kunnen vluchten — op zijn minst mentaal, als niet fysiek — maar in hun vlucht verloren ze hij die niet kon vluchten uit het oog. Marx Can Wait wordt zo een ontroerende boetedoening die van zichzelf weet dat ze meer wegheeft van het kopen van een aflaat dan van een echte biecht, al gaat Marco aan het einde van de film te rade bij een priester die hem met veel plezier absolutie schenkt; waarop hij ten antwoord slechts wrang kan lachen. Het is menselijk, al te menselijk, dat Bellocchio beseft dat de leegte in de kern van Marx Can Wait bestaat, maar dat hij er niet echt in kan kijken; en dat hij ook dat beseft, maar toch blijft turen. Die leegte is niet enkel het ontbreken van Camillo, maar ook het hem niet gezien hebben toen hij er nog was. Zij die vluchten laten zij die niet kunnen vluchten onvermijdelijk achter, en moeten met een dubbel gemis leven. Dat van hij die verdwenen is en dat van wat ze nooit gezien hebben.

REGIE Marco Bellocchio
SCENARIO Marco Bellocchio
FOTOGRAFIE Michele Cherchi Palmieri, Paolo Ferrari
MONTAGE Francesca Calvelli
MET Alberto Bellocchio, Letizia Bellocchio, Marco Bellocchio
PRODUCTIELAND Italië
JAARTAL 2021
LENGTE 96 minuten
DISTRIBUTIE Cinéart
RELEASE 13 juli 2022 (België)

gerelateerde artikelen
 

Fantômas #1: het geheugen, de herinnering

Het verleden is nooit dood. Het is niet eens verleden tijd. Die memorabele gedachte van William Faulkner spookt bij uitstek door elk bewegend beeld. In zijn meest oorspronkelijke vorm is film niet minder dan gestolde tijd, uitgekristalliseerd in 24 beelden per seconde. De filmgeschiedenis is dooraderd met werken waarvan de vertelling in de herinnering duikt, of waarin de herinnering opduikt in de vertelling; talloze cineasten — van gisteren, vandaag en morgen — maken van het geheugen hun ontginningsterrein.

Stromboli, Etna en cinema

“Of het gevaarlijk is vulkanen van zo dichtbij te bestuderen? Niet gevaarlijker dan in België over straat wandelen.” Of je films moet maken aan de rand van een krater? Jazeker wel. Met Fire of Love knipt en plakt Sara Dosa een prachtige collage in elkaar over vulkanen, liefde en cinema.

 
 

Maak plaats voor gisteren

In samenwerking met Film Fest Gent publiceren we in de reeks ‘Wide Angle’ reflecties bij filmvertoningen. Vanuit een nieuwe woonst schrijft Bart Versteirt over hoe Ozu de huiselijke ruimte verkent in Tokyo Story.

Van de maan afgezien

Roland Emmerich schept visueel genoegen uit het tot as en puin reduceren van de architecturale symbolen van de Verenigde Staten, zijn tweede thuisland. In Moonfall laat hij de maan naar beneden donderen en zoals steeds is het een underdog die de boel moet redden. Van de maan af gezien, zijn we immers allen even groot.

 
 

Uit het oog, in het hart

Zoals elke roadmovie is Juho Kuosmanens Compartment No. 6 een ontdekkingsreis naar zichzelf. De Finse regisseur zit zijn personages dicht op de huid, in een poging hun zielenroerselen op 35mm-pelicule te vangen en zo een beeltenis in breedbeeld te schetsen van de zoekende mens.