Als Hong Sang-soo via zijn minimalistische films aan uitvergrote zelfanalyse doet, gebeurt dat via personages die zich met een fikse scheut alcohol en aanzienlijk minder scherpzinnigheid dan de cineast zelf overgeven aan zelfmythologisering.
Iedere liefde is anders, maar er zijn nu eenmaal van die koppels waarvan je nooit zal snappen waarom ze samen zijn. In de openingsscène van What Does That Nature Say To You zet de 35-jarige, ongedebuteerde dichter Donghwa (Ha Seong-guk) de immer keurige Junhee (Kang So-yi) af bij haar ouderlijke huis in zijn aftandse Kia Pride. Uit de ongemakkelijkheid van hun afscheid zou je kunnen afleiden dat het duo er net een barslechte tweede date heeft opzitten, maar eigenlijk zijn ze al drie jaar samen. Toch ontmoette Donghwa nog nooit Junhees familie, wat ook nu niet het plan is, maar tegen wil en dank wel zal gebeuren. De Koreaanse regisseur en veelfilmer Hong Sang-soo weet de kleine fricties, spanningen en ongemakken die uit deze ontmoeting voortkomen als geen ander te bespelen, te manipuleren, uit te vergroten en te distilleren tot een even trage als zinderende film. Zoals steeds bij Hong schuren realiteit en fictie dicht tegen elkaar: zelf was Hong 35 jaar oud toen hij zijn filmdebuut maakte en in zijn nieuwste lijkt hij terug te blikken op een andere, parallelle versie van zichzelf.
Elk drama wordt haast in de regel voorafgegaan door een opeenstapeling van acties en beslissingen die ook evengoed anders hadden kunnen uitdraaien. Pijnigend en nutteloos zijn de ‘had ik maar’-gedachten, zoals dat Donghwa ook meteen had kunnen terugrijden naar Seoul. Als hij in zijn sputterende wagen met Junhee echter de steile oprit beklimt om de villa-op-heuveltop van dichterbij te bekijken – een mooi beeld dat het klassenverschil meteen duidelijk maakt – komt Junhees vader Oryeong (Kwon Hae-hyo) plots als een tuinierend duiveltje uit het struikgewas gelopen. Voor hij het goed en wel beseft, zit Donghwa op de heuveltop met Oryeong makgeolli te drinken en paffen ze samen sigaretjes, terwijl Oryeong met een subtiel kruisverhoor probeert te achterhalen wie nu eigenlijk deze snuiter is die al drie jaar met zijn dochter optrekt. Hij is een enigszins vreemde snuiter, zo blijkt, een dromer, eentje die het verkiest om de wereld zonder bril en onscherp te zien, net zoals Hong ervoor opteert om de film in een lage resolutie te draaien. Die zelfgekozen onscherpte blijkt vooral een metaforisch omen te zijn.
Ondanks de contingentie van het begin zal een soort dwaze noodlottigheid de rest van het verhaal bestieren. Eerst ontmoet Donghwa Junhees oudere zus Neunghee (Park Mi-so) wanneer ze gaan lunchen, ’s avonds ontmoet hij de moeder Sunhee (Cho Yun-hee) tijdens het diner met gebraden kippen recht uit het hoenderhok. Alsmaar meer blijkt Donghwa de speelbal van schoonouderlijke argwaan, buitensporig veel alcohol en een achterliggende, amper verhulde zelfhaat. Elk familielid stelt hem doorheen de dag onafhankelijk van elkaar dezelfde vragen – waarom liet je je snor groeien? waarom houd je van Junhee? kan je geen betere auto kopen? – en bij elk antwoord kruipt Donghwa dieper in zijn identitaire egelstelling. Tegenover deze rijkelui, die hun leven wel op orde hebben, slaagt Donghwa er niet in om zijn kunstenaarsleven, zijn poëzie of zelfs zijn liefde voor Junhee echt te rechtvaardigen. Junhees ouders kijken recht door Donghwa’s dichterlijke zelfmythologisering heen en hoe meer Donghwa zichzelf blootgeeft, hoe meer hij zichzelf ondergraaft. Als de drank finaal Donghwa’s defensief decorum ontmantelt, blijft er enkel een dronken dier in het nauw achter, waarna zoals traditioneel bij Hong een excessieve uitspatting het gevolg is.
Hong duwt de kijker in de richting van het oordeel van Junhees ouders, zeker met het nietsontziende, fantastische gesprek dat zij over Donghwa voeren terwijl ze na het diner tot een kot in de nacht verder keuvelen, roken en drinken. Het is het soort gesprek waarvan je hoopt dat anderen het nooit over jou hebben, waarbij je heel je bestaan in twijfel moet trekken als je het vanuit een deurkier of open raam zou opvangen. Toch zijn er meerdere lagen aan Donghwa’s miniatuurtragedie. Hoe onbekwaam hij ook lijkt in zijn rol als dichter en denker, zijn strijd als antiheld is en blijft een morele strijd: je verzetten tegen de kille pragmatiek van de petite bourgeoisie, open blijven staan voor alles wat je raakt, de autonomie van de gevoelswereld boven luxe en prestige plaatsen. Dat is een nastrevenswaardige opgave waarin veel beginnende kunstenaars zichzelf kunnen herkennen, evenzeer als in de niet-aflatende moeite om dit soort bestaan te verdedigen. Toch verdubbelt de tragedie van de film zich in de kijker, die op veel momenten niet anders kan dan oordelen dat Donghwa – om het bondig te stellen – een complete loser is.
Mocht Hong Sang-soo met What Does That Nature Say to You met snedige zelfspot terugblikken op zijn begindagen als kunstenaar, dan lijkt er voor het personage van Donghwa hoop in het verschiet te liggen. In Hongs cinematische universum kan de film echter ook als een van de talrijke variaties op Hongs eigen leven gelden. Wat als de artistieke doorbraak er nooit was gekomen? Wie word je als je jezelf volledig toewijdt aan dromen die je niet kan waarmaken? Als er een kwaliteit is die Hong onderscheidt van zijn alter ego Donghwa, dan is het net dat steenharde zelfbewustzijn, het vermogen om scherp en helder naar jezelf en je relaties te kijken, om zo steeds opnieuw pijnlijk materiaal te ontginnen voor nieuwe, in hun eenvoud sublieme films.
Hier vind je de vertoningsdata van What Does That Nature Say to You op Film Fest Gent.
REGIE Hong Sang-soo
SCENARIO Hong Sang-soo
FOTOGRAFIE Hong Sang-soo
MONTAGE Hong Sang-soo
MUZIEK Hong Sang-soo
MET Ha Seong-guk, Kang So-yi, Kwon Hae-hyo, Cho Yun-hee
PRODUCTIELAND Zuid-Korea
JAARTAL 2025
LENGTE 108 minuten
DISTRIBUTIE –
RELEASE –
Wat beweegt ons in film? Fantômas houdt de vinger aan de pols tijdens Film Fest Gent, met vandaag twee films van Hong Sang-soo: The Novelist’s Film en Walk Up.
Vier het einde van je relatiebreuk, het zou een opstapje kunnen zijn naar een zoveelste tranentrekker. Jonás Trueba maakt van Volveréis echter een waarheidshongerige constructie van amoureuze deconstructie.
Met Kapital Europe maakt Ben De Raes een film die de onderstroom van een kapitalistische arbeidsrealiteit blootlegt, en toch de Brusselse polyfonie met geborgenheid weet te omarmen.
In samenwerking met Film Fest Gent publiceren we in de reeks Wide Angle reflecties bij filmvertoningen. In de eerste aflevering verwijlt schrijver Michaël Van Remoortere naar aanleiding van Ryusuke Hamaguchi’s vrije Murakami-adaptatie Drive My Car bij lezen, liefde en leven.
Sean Baker heeft een voorkeur voor sprookjes, vooral aan de zelfkant van de Amerikaanse maatschappij. Zo ook in Anora, tussen danspaal en privéjet.