Is plagen om afhankelijkheid vragen?

Tijdens MOOOV Filmfestival in Brugge begeleidde Fantômas jonge critici in hun schrijven over film. Margot Leyers ziet in Unclenching the Fists dat ‘houden van’ samengaat met zowel vasthouden als loslaten.

19.05.2022 | Margot Leyers

In het zesde leerjaar had ik één vriendin. Het altijd piekfijn gekleed, goedgehumeurd zelfzuchtig meisje was mijn enige vriendin. Samen deelden we geheimen, zoals vooral meisjes uit achterbuurten daar goed in zijn. Powerpointpresentaties leerden ons over de indicatif présent en ’s avonds kropen we samen in bed, waar het felgekleurde donsdeken een schild vormde tegen de buitenwereld. Haar aanwezigheid voelde aan als vertoeven in een frivool circus of een triest cabaret, met daartussen niets. Twee kleine meisjes volledig vastgeroest en toch vervlochten in elkaar. Een typische bakvisvriendschap waarin elke dartelende dertienjarige zich zou kunnen herkennen. Die onschuld vervaagt als de onvermijdbare puberteit zich aandient. Elke vrijdag naar Clueless (1995) kijken en elke moedervlek van elkaars lichaam inspecteren. Een stap richting volwassenheid die zich al snel in gevaarlijke binnenwegen manifesteerde. Zoveel mensen delen de herinnering van een intense relatie waarin afhankelijkheid zich verliest in bezitterigheid. Met een controlerende vinger die je dwingend aanwijst hoe te bewegen en welke emoji’s naar jongens te sturen.

Zo’n samenkomst kan aanvoelen als een chemische jackpot, elk moment klaar om te ontploffen. Toch voelt het loslaten van die tikkende tijdbom als een golf van eenzaamheid. Een gevoel dat blijft nazinderen, of je nu een dertienjarig meisje bent of een vader van twee. Hoe kan je leren liefhebben in een niet-afhankelijke relatie? Hoe kan je loslaten en groeien zonder te verliezen?

In Unclenching the Fists (2021) van Kira Kovalenko worden deze fragiele grenzen aangeraakt, betast en verschuiven ze voortdurend in een nieuwe richting. Ergens tussen de desolate, landelijke wegen in het doorleefde Kaukasusgebergte staat een meisje te wachten aan een bushalte. In een vluchtige close-up zit Ade (Milana Aguzarova) diep verscholen in haar afgewassen voetbaljasje. Haar felgroene ogen verliezen zich in het contrasterende, grijze landschap. Ze maakt maar een klein deel uit van het majestueuze landschap, zo zit ze daar gevangen tussen de bergen en haar dorpsgenoten. De enige mensen die zij echt kent, hebben greep op haar. Ze staat daar maar te staan, altijd in het vizier van hun rechterooghoek. Kovalenko werpt een visueel vraagstuk op dat speelt met de prominente vraag of jezelf bevrijden van zulke relaties een duurzaam proces is. Hoe vrij is iemand eigenlijk ooit in ‘houden van’?

Dan maakt de puberale Tamik (Arsen Khetagurov) zijn intrede. De camera op voet capteert zijn geschreeuw: “Ade, Ade, Ade” krijgt een scherpe ondertoon door de ijzige wind waarin de klanken weergalmen. Hij biedt een snack aan en vraagt of hij haar naar huis moet brengen. Ondanks zijn goede bedoelingen schiet Ade in een kramp. Ze schokt met haar schouders en haar ogen rusten enige tijd op het verlaten asfalt. Toch zoekt ze de plagerijen van de jongen weer op door hem giechelend een duw in de zij te geven. Ades houding brengt een ongemakkelijkheid met zich mee, ze conformeert zich naar hoe ze denkt zich te horen gedragen in deze flirterige context. Zoals jonge meisjes denken dat ze moeten doen. Zoals ook wij dachten dat we ons moesten gedragen. Een onbeholpenheid die zich over het hele lichaam verspreid, van droge keel tot klamme handen. En waarin we, door onszelf of anderen, gevangen kunnen raken.

Mijn vriendin knuffelde zoals niemand anders dat kon. Goed dichtbij en met een sterke hand op de onderrug liet ze het ook lang genoeg duren, opdat je nooit zou vergeten dat dit moment, deze ijle gebeurtenis, had plaatsgevonden. Een genegen lichamelijkheid die hand in hand ging met bezit. Affectie manifesteert zich op een vreemd spectrum van kriebels in de buik als juist die ene persoon per ongeluk je hand vasthoudt tot dagenlang in bad willen weken als iemand je een vieze smak op de wang geeft. Unclenching the Fists begrijpt de complexiteit van zulke genegenheid.

Wanneer een andere jongen opduikt in het mistroostige landschap en Ade beklemmend knuffelt, is eerst nog onduidelijk hoe zij twee zich tegenover elkaar verhouden. Vluchtige close-ups in een warme goudbruine gloed, waarin hij haar hand vastneemt en door Ades haar wrijft, lijken ons in een amoureuze richting te leiden. Wanneer hij zegt dat vader hen thuis verwacht, wordt de broer-zusrelatie duidelijk. Dako, de jongere broer van Ade, probeert haar constant op een beklemmende manier aan te raken en haar in zijn armen te pakken. Het lijkt een kat-en-muisspel waarvan zij zich wil distantiëren.

Thuis verandert Ades houding van jong dartelend veulen naar schrikkerig veldmuisje, angstig om vertrappeld te worden. In een ouderwetse keuken met bruine pannen en een klein gasvuurtje dat elk moment kan ontploffen, zitten Ade en haar broer elkaar gniffelend te plagen. Onder een felrood licht en met een strenge, archaïsche stem doet de vader, de baas des huizes, zijn intrede. Het gezicht van de ingetogen Ade verschrompelt meteen. Zonder enig woord te zeggen legt hij zijn hand achteraan op haar nek. Eerst liefdevol en zachtjes strelend, dan steviger, bijna dwingend. Een intens lang moment waar maar geen einde aan komt. Een frontaal shot van haar gezicht toont hoe ongemakkelijk de muisstille Ade zich voelt. Maar ze maakt geen aanstalten om zich te verzetten of te praten. De vaderlijke figuur houdt haar in zijn eeuwige macht. Het is voelbaar in alles. Hoe hij zich voortbeweegt in de keuken en constant zijn dochter in het oog probeert te houden. Hoe hij kijkt naar zijn angstige dochter. De repressie spreekt uit gedetailleerde, subtiel in beeld gebrachte aanrakingen, zoals de verkrampte hand van de vader rustend op een paars verfrommelde truitje.

Ade die zich wil loswerken uit de klauwen van haar dominante vader staat in contrast met de lichtheid waarmee ze in de armen van haar broers springt. Van haar vaders dominantie heeft ze een duidelijke afkeer. Het controlerende gedrag van haar broers zit veel dieper onderhuids genesteld, subtiel en daardoor nog gevaarlijker. Dat blijkt wanneer Ade, Dako en Akim naar een mistroostige party gaan waar ze de herinneringen aan een slapeloze nacht proberen weg te spoelen met lauwe biertjes en vluchtige danspassen. Het jonge gezelschap strijdt voortdurend met hun lichamelijkheid, zowel die van zichzelf als en die van anderen. In een aangehouden shot zien we hoe de personages zich door de ruimte bewegen. De camera maakt als het ware deel uit van de feestvierende bende. Als een omstaander die de minuscule leefgemeenschap van deze smartelijke Kaukasische regio al jaren kent. Als een lastige vriendin die bang is om alleen te staan op een feestje en zo krampachtig onze hand blijft vasthouden.

Met de camera op de huid van de personages ontstaat een moment van samenhorigheid. Beide broers vechten om de aandacht van hun zus door haar als een bal heen en weer te slingeren. Hun stevige handen omhelzen haar als in een beklemmend worstelgevecht. Ondanks het eigen verzet tegen hun dominante vader vervallen beide jongens in hetzelfde gedrag, ook met de hand in Ades nek.

Op een strand in Barcelona, in de zomer voor het tweede middelbaar, besliste ik om mijn vriendschap te beëindigen. Wat zo oneindig aanvoelde kon blijkbaar worden gestopt door een milliseconde aan moed. In Unclenching the Fists is deze spanning ook constant aanwezig. Elk personage duwt Ade in een positie van afhankelijkheid. Uit haar vaders overbeschermende handen kan ze zich uiteindelijk bevrijden, maar hoeveel tijd zal er voorbij gaan tot ze met open ogen weer in het web van iemand anders loopt? Met de wind in de haren zit Ade bij haar broer achter op de motto. Op haar wangen verschijnt een kortstondige gloed van vrijheid. Dit moment wordt abrupt verbroken wanneer ze zachtjes in het oor van haar broer fluistert dat hij ruikt net zoals hun vader. Krijgt ze haar ultieme onafhankelijkheid of zal die zich eeuwig verstoppen achter Kaukasische rotsen? Ergens beeld ik mij hoopvol in dat Ade op haar vijfentwintigste eindelijk kan verdwalen in een onbestaande wereld zonder grenzen.