Tussen N9 en A11

Tijdens MOOOV Filmfestival in Brugge begeleidde Fantômas jonge critici in hun schrijven over film. In haar essay staat Astrid Soetewey stil bij de beweging die MOOOV voorspiegelt.

18.05.2022 | Astrid Soetewey

Magdalena laat haar hoofd tegen het autoraam rusten. In haar donkere ogen rollen de open snelweg en het bergachtige landschap zich voor haar uit.

De slanke José snijdt in een lange kano de rivier doormidden. Met krachtige slagen scheert hij stroomafwaarts.

Op het Brugse Wijngaardplein draven koetsen toeristen achter breedgeschouderde friezen met schuim op de lippen en hoog geheven hoeven.

In Sin señas particulares (2020) van Fernanda Valadez klinkt een radiostem schel door het witte detentiecentrum. Een removal procedure zet Miguel, een aluminium emergency blanket over zijn schouders, uit de Verenigde Staten. Dunne gangen met hoge muren en rollen prikkeldraad persen de ongewenste migranten het land uit. Met een aangroeiend mechanisch gepiep roteren ze door de stalen draaideuren tot de infoborden op de luchthaven hen de weg naar Mexico schreeuwen. Even later hobbelen Magdalena (Mercedes Hernández), op zoek naar haar zoon, en Miguel (David Illescas), op zoek naar zijn moeder, in een pick-uptruck over een aardeweg bezaaid met putten. In een travelling shot naderen we koplampen van bewakers die hen de doorgang versperren. De mannen dragen overalls in camouflagekleuren waarop trots ‘US ARMY’ geborduurd staat en verbergen hun gezichten achter zwarte mondkapjes. Ze zijn gezichtsloze radertjes in het gewelddadige systeem dat families uiteenrukt en dromen doet knappen. In een ijzige stilte draaien de lopen van hun pistolen rond de auto heen. De vele obstakels waarover de reizigers in Sin señas particulares struikelen, benadrukken hun gevangenschap in het kluwen van ongelijkheid en geweld. De moeizame reis belichaamt het gebrek aan controle over hun leven dat Magdalena en Miguel ervaren omwille van corrupte regeringen, falende sociale systemen en instituties die de ogen sluiten voor al dit leed. Uiteindelijk openen de koplampen toch een smalle doorgang en spuwt de truck zijn passagiers uit in een verlaten dorpje. Miguel klopt verontwaardigd op het autoraam van de chauffeur. De route naar Ocampo eindigt nu enkele haltes vroeger: “Hoe geraken we er dan?” – “Niemand geraakt er.” Noodgedwongen vervolgt hij de zoektocht naar zijn moeder te voet. De open vergezichten wijken voor close-ups van schuifelende voeten of bovenaanzichten van het brede meer waarin de reisgenoten nietig ronddobberen.

In wijd gefilmde beelden vestigt Tantas almas (2019) van regisseur Nicolás Rincón Gille de aandacht op de oneindigheid van de Magdalena-rivier. Met het lichaam van zijn zoon Rafael opgebaard in de kano doorklieft José (José Arley de Jesús Carvallido Lobo) de levensader van Colombia op zoek naar zijn tweede verdwenen zoon Dionisio. Onderweg vist hij bovendrijvende kledingstukken op van de nu naakte en anonieme lichamen die het water vergetelheid insleurt. Op de rivier van Tantas almas probeert iedereen zijn eigen hachje te redden. Voorbijvarende vissers stamelen angstig dat het verboden is om lichamen op te duiken. Wanneer knallende reggaeton waarschuwt voor de gemotoriseerde boten van paramilitairen, plooien ze in haastige bewegingen hun netten op en verdwijnen ze in het duister. Even later rollen Josés spieren onder zijn bronzen huid in een greep naar de schouders van een jonge deserteur. Als hij de volgende ochtend wakker wordt bij het nog smeulende kampvuur, verzwijgt het rimpelloze water welke richting zijn reisgenoot is uitgepeddeld. Struikelend over de boomwortels aan de dicht begroeide oevers komt hij uiteindelijk aan in het volgende dorp. Daar duwen enkele bewakers hem de nieuwe wetgeving onder de neus. Na 21 uur zijn vreemdelingen niet meer welkom in de straten, cafés, restaurants, biljartzalen en bordelen. Een gepantserde jeep jaagt José de stad uit.

De personages in Tantas almas en Sin señas particulares doen grote delen van hun reis te voet, met het openbare vervoer of in roeibootjes. De voertuigen zijn bovendien onbetrouwbaar; bussen vallen uit, slaan haltes over of worden overvallen. Op hun reis zijn Magdalena, Miguel en José afhankelijk van de goede wil van hun reisgenoten en toevallige passanten om vooruit te geraken. Op die manier zijn ze een kwetsbare speelbal van een vijandige omgeving die hun aanwezigheid hoogstens duldt. Beweging – hier vooral bemoeilijkte beweging – of het gebrek eraan was al altijd een belangrijk motief in film. Dat komt misschien nog het meest tot uiting in de roadmovie, waarin personages hun thuis verlaten en de hele film zich afspeelt on the move. Het genre wordt meestal geassocieerd met de VS omdat de wijde open snelwegen, de vlammende auto’s, het individualisme en de utopische droom om hogerop te geraken zich uitstekend lenen voor reisverhalen waarin personages, vrij van de rigide maatschappelijke conventies, een transformatie ondergaan. Regisseurs Valadez en Rincón Gille blijven ver weg van de gladde open snelwegen waarin non-conformistische jongeren in bekende New Hollywood-roadmovies als Easy Rider (1969) en Bonnie and Clyde (1967) de horizon najagen en sluiten zich aan bij het genre van de counter road movie. Dit genre, beschreven door Nadia Lie in The Latin American (Counter-) Road Movie and Ambivalent Modernity (2017), ontstond als reactie op die dromerige fantasieën van vrijheid en vooruitgang, geëvoceerd door wijde landschappen en ronkende motoren. Het maakt dankbaar gebruik van de motieven van de roadmovie, maar confronteert personages met gesloten grenzen, defecte voertuigen en onbetrouwbare reisgenoten.

Waar de reizigers in traditionele roadmovies hun ware zelf tegenkomen of (terug)vinden tijdens spontane ontmoetingen en toevallige koerswissels, betekent de breuk met hun thuis voor de personages in Tantas almas en Sin señas particulares een verlies van identiteit. De rivier sleurt al wat de slachtoffers kenmerkte mee, hun werk en familie moesten ze thuis achterlaten en aan grensposten confisqueert de douane hun laatste bezittingen. Met de veelbetekende woorden “Todos nos parecemos de espaldas” (“Op de rug bekeken lijken we allemaal op elkaar”) draait Miguel zich om. Later beschrijft het politieverslag zijn lichaam als dat van een jongeman tussen 16 en 24 jaar zonder identiteitsdocumenten of speciale kenmerken (“sin señas particulares”). Ook in Tantas almas lijkt de reis José niet dichter bij zijn zoon te brengen. Dionisio staat niet geregistreerd in de lijst van gevonden lichamen en ook op de begraafplaats geeft geen van de ‘ongeïdentificeerden’ een teken van herkenning. De staatloze vluchtelingen, watertandend om de rijkdom en vrijheid aan de andere kant van de grens, dwalen tussen anonieme ‘non-plaatsen’ als grensposten, busstations, stedelijke getto’s en vluchtelingenkampen. Op deze steriele en identiteitsloze plaatsen in de marge van de moderne samenleving verliezen reizigers en migranten hun eigenheid en ontbreken ze de houvast van referenties die hen linken aan de groep of aan de plek; de komst van een nieuwe sloep migranten in het centrum, wist de sporen van vorige passanten uit. De reizen die de counter road movies met hun beeldtaal van omwegen en stilstand opvoeren, drijven de personages naar vijandige plekken waar ze wegkwijnen in de anonimiteit.

Onze fascinatie voor beweging, die de start was van een lange filmgeschiedenis en de (counter) road movie kenmerkt, wordt me ook buiten de cinema duidelijk wanneer ik me door de frullen van erfgoedstad Brugge begeef. Taxi’s rijden af en aan om troepjes toeristen naar Flanders Hotel of Hotel Heritage te brengen. Op mijn weg van Lumière naar de Langestraat slalom ik in drie wereldtalen om de keurige wachtrijen aan de wafelkraampjes. Het leven oogt als een grote pelgrimstocht waarin Brugge een verplichte stop is. Zowel in de cinema als op reis is de blik waarmee we het object bekijken de eigenlijke kern van de ervaring. Die tourist gaze, en niet de huur van de hotelkamer of de cruisetocht, staat centraal in het consumptiepatroon van de toerist en wordt gegidst door reclamespots, reismagazines en informatiebordjes. Socioloog John Urry spreekt reeds in 1990 zijn bezorgdheid uit over de popularisering van de romantische tourist gaze die de nadruk legt op het kijken in eenzaamheid om zo voor een ogenblik een persoonlijke en semispirituele band op te bouwen met taferelen en landschappen als het bloementapijt in de binnentuin van het Prinselijk Begijnhof of het Minnewaterpark bij valavond. In tegenstelling tot de collectieve tourist gaze, die rekent op andere mensen om de ervaring compleet te maken, zoals bij een bezoek aan de overdekte gaanderijen van de Vismarkt, schuwt ze plekken die als ‘toeristisch’ worden bestempeld en wil ze zich vooral geen toerist voelen, maar deel uitmaken van de bewonersgemeenschap.

Die romantische blik ondermijnt echter haar eigen voorwaarden. In een poging hun wanderlust te bevredigen, trekken toeristen steeds verder weg om nieuwe, onaangetaste gebieden te veroveren. Waar ze aanmeren, nemen ze hun kurkuma latte’s en hatha yoga mee en zetten zo de globale deromantisering en uniformering verder. Die deromantisering lijkt zich in Brugge al lang te hebben vervuld. We zijn er ons van bewust dat in deze stad, die dagelijks overspoeld wordt door kletterende trolleys en behendige selfiestickers, authenticiteit compleet in scène is gezet. Overal worden dezelfde artisanale nougatrepen verkocht en de levensechte foto’s als handleiding bij de menukaart verklappen dat hier enkel toeristen tafelen. Toch spelen we het spel mee. We wanen ons al te graag even iemand anders op een nieuwe plek. We betalen ons blauw op Airbnb om in een groezelige living te kunnen logeren en laten ons door immer vrolijke locals op free city tours langs plekken gidsen die voor  buitenstaanders gesloten blijven.

De ‘unieke inzichten en kennis’ die reizigers dankzij deze zogenaamd authentieke ervaringen opdoen, werden al vaak in vraag gesteld. Sinds het wrange betoog in Grand Hotel Europa (2019) over de ecologische, economische en sociale ontwrichting die het fenomeen van toerisme met zich meebrengt, zijn we vandaag nog extra gevoelig voor vliegschaamte en Lonely Planet-cynisme. Het programmaboekje van MOOOV belooft ons wél een authentieke reis en citeert een anonieme festivalbezoeker: “Kijken hoe het er elders in de wereld aan toegaat. Een verademing.” Het filmfestival adverteert een reis rond de wereld zonder uit de gekantkloste omlijsting van Brugge te moeten breken. Het verhaal van de visser José die met zijn kano de rivier afvaart op zoek naar de lichamen van zijn verdwenen zonen in Tantas almas en de tocht van Magdalena die aan de noordgrens van Mexico naar een spoor van haar geëmigreerde zoon zoekt in Sin señas particulares zijn dan ook gebaseerd op waargebeurde feiten. Is het doel van de regisseurs dan om ons een close-up van deze historische drama’s te tonen en ons te informeren over een doodgezwegen kant van de geschiedenis?

Voor MOOOV is die bedoeling alvast heel duidelijk. Het beweert een filmfestival te zijn “waarin we de werkelijkheid niet schuwen”. In een oproep om het festival met een gift te ondersteunen staat er: “Film is hét medium om de blik ter verruimen. Samen aan een diverse wereld bouwen?…” Dankzij de waarachtige, authentieke verhalen, zo lezen we, kunnen we ons inleven in mensen aan de andere kant van de wereld. Arthousefilms, onbesmet door commercialisering en massatoerisme en zonder de hoge CO2-uitstoot en het risico tot pretparkisering, brengt ons wat een reis naar Brugge niet kan. Het maakt van ons geïnformeerde wereldburgers, kortom, betere mensen. Met de blik van een romantische toerist, immer speurend naar authenticiteit, hoopt MOOOV internationale arthousecinema uit de gemarginaliseerde categorie van ‘wereldcinema’ te bewegen. Toch dreigt zo een instrumentalisering die de intrinsieke kenmerken van film als kunstvorm naar achteren schuift ten voordele van maatschappelijk nut of geografische oorsprong. Misschien kan MOOOV de bril opzetten van de ‘post-toerist’, die het bedrog van authenticiteit ontmaskert, maar er plezier in schept om het spel mee te spelen. Die grinnikt om de gerafelde randjes van de machinaal geborduurde Margareta Van Eyck en zich verheugt over film die zich bewust is van z’n beperkingen om historische waarheden en sociale pijn in al hun nuances weer te geven.