In de prijzen vallen op het festivalcircuit en toch verbannen in eigen land. De tweede langspeelfilm van Dea Kulumbegashvili doet zijn hoofdpersonage na: met moed en zelfopoffering ontfermen April en Nina zich over een zieke samenleving.
In 2020 werd Dea Kulumbegashvili’s debuutfilm Beginning meteen de Georgische inzending voor de Oscars. Dit jaar is haar nieuwe film April in haar thuisland nergens te zien. De film draagt de naam van een lentemaand, van het begin van het voortplantingsseizoen. De bloemen staan in bloei, de regen voedt de bodem, de dieren zoeken elkaar op. In een geboortekliniek in ruraal Georgië helpt gynaecologe Nina (Ia Sukhitashvili) dagelijks kinderen de wereld in te brengen. Soms kijkt ze ertegen op omdat ze weet dat de toekomstige moeder ertegen opkijkt. Achter de gesloten deur van haar dokterskantoor tracht ze in gesprekken met jonge vrouwen te achterhalen of ze wel of geen kinderen willen, of ze zich veilig voelen in hun relatie en in hun familie. Elk woord wordt aarzelend uitgesproken, niemand mag weten wat ze na haar uren in het ziekenhuis doet.
Soms kunnen de jonge, pasgehuwde dorpsmeisjes maar moeilijk spreken over hun eigen wil en zin. Er heersen morele wetten, religieuze wetten, culturele wetten in de hoofden van de dorpsbewoners. Nina brengt zichzelf voortdurend in gevaar door met de jonge vrouwen te praten, door hen stiekem anticonceptiepillen mee te geven en door, indien nodig, abortussen uit te voeren tijdens ‘gewone’ huisbezoeken. Kulumbegashvili spendeerde een jaar in de geboortekliniek om te begrijpen wat voor werk de artsen er dag in, dag uit doen. Ook haar werk was niet zonder risico: ze moest gedurende de hele onderzoeks- en draaiperiode zoveel mogelijk verzwijgen waar ze mee bezig was om haar film te kunnen afwerken. Via Nina leren we een doofstom meisje kennen dat verkracht is en zo zwanger werd. Het is voor het meisje niet de eerste keer, voor de Georgische jeugd ook niet. Het lijkt niet al te gek het lot van het meisje als symbool te lezen voor de manier waarop met jonge vrouwen wordt omgegaan in Kulumbegashvili’s geboortestreek. Ze worden nog steeds uitgehuwelijkt, ontvoerd, verkocht.
In haar tweede langspeelfilm maakt de filmmaakster een pijnlijk portret van Georgië, dat officieel wel abortussen toelaat, maar er tegelijk niet in slaagt om op een veilige manier zorg te verlenen aan haar inwoners. Wetten en rechten worden in de grootsteden bediscussieerd en neergepend, vervolgens naar de dorpen opgestuurd, waar lokale autoriteiten orde moeten handhaven. De scheiding der machten is officieel, maar een kleine, oude gemeenschap met traditionele (al dan niet achterhaalde) waarden verandert niet op een dag door wat ze op papier wordt gevraagd. Een algemene, hedendaagse ruk naar rechts in heel Europa draagt ook niet bij aan enig geloof in verandering.
Tegelijkertijd brengt Kulumbegashvili een ode aan een vrouw die werk verricht dat niemand wil doen en zo vele levens redt. Het werk vereist moed en zelfopoffering. Nina doorbreekt een cyclus en geeft de jonge vrouwen hoop op een toekomst. Ze raakt daardoor geïsoleerd, kan zich niet laten liefhebben, kan niet vertellen over het werk dat ze doet, voelt zich een monster dat steeds met leven en dood handelt. De filmmaakster drukt dit niet uit in woorden, maar met nachtelijke beelden van een Francis Bacon-achtig wezen, dat te midden van water, weiland of bloemenvelden koele lucht inademt.
De filmmaakster bedankt haar vader, die ervoor zorgde dat haar een ander lot wachtte dan haar klasgenoten. Ze blijft films maken die kritisch kijken naar haar eigen land en de politieke omwentelingen daar, hoopt ondertussen dat haar werk ook wel bij een Georgisch publiek aankomt, zodat haar landgenoten misschien zelf hun stem verheffen.
REGIE Dea Kulumbegashvili
SCENARIO Dea Kulumbegashvili
FOTOGRAFIE Arseni Khachaturan
MONTAGE Jacopo Ramella Pajrin
MUZIEK Matthew Herbert
MET Ia Sukhitashvili, Kakha Kintsurashvili, Merab Ninidze, Roza Kancheishvili
PRODUCTIELAND Georgië
JAARTAL 2024
LENGTE 134 minuten
DISTRIBUTIE 4 september (NL), – (BE)
RELEASE September Film (NL), – (BE)
De kracht van Claire Simons documentaire Notre corps zit in de ontmoetingen, keer op keer vol vertrouwen en zachte nauwkeurigheid.
Naar jaarlijkse gewoonte publiceert Fantômas tijdens Film Fest Gent korte teksten en eerste indrukken over films die geen Belgische release krijgen. Leon Decock poogt Alexandre Koberidzes dwarrelende Dry Leaf vast te pinnen.
Documentairemakers Nathalie Masduraud en Valérie Urréa wagen zich met H24 – 24 heures dans la vie d’une femme aan hun eerste fictieproject en dat is meteen een ambitieuze mokerslag. De manifest-van-een-miniserie toont het dagelijks geweld tegen vrouwen in een caleidoscopisch beeld dat maar moeilijk te verteren valt.
Audrey Diwan ging vorig jaar met L’événement als underdog naar het festival van Venetië en keerde terug als Gouden Leeuw. Samen met prijzenpakkers Titane en Nomadland deed het abortusdrama spreken van ‘het jaar van de vrouw’, maar wat heeft het te vertellen?
Sergei Parajanov was schilder, muzikant, collage-artiest en filmpoëet, een multigetalenteerd kunstenaar van Armeense afkomst. Na enkele onopgemerkt gebleven films maakte hij met het wild creatieve Shadows of Forgotten Ancestors grote indruk, die hij nog overtrof met The Colours of Pomegranates, weliswaar in een heel andere, al evenzeer creatieve tableaustijl.
Schrijfster Christine Angot deed het Franse medialandschap daveren door haar romans over incest. In de documentaire Une famille ruilt ze woord in voor beeld om opnieuw de confrontatie aan te gaan met het misbruik in haar leven. Meer van hetzelfde, ja, al laat film zich niet op dezelfde wijze in de hand houden als het woord.