Doelbewust dolend trekt Miguel Gomes met Grand Tour de wijde wereld in. Waar brengt ons al dat hotsen en botsen? Tot een gesprek over arrogantie en eigenzinnigheid.
Tijdens de afgelopen editie van Film Fest Gent sprak een vriendin me aan over Miguel Gomes’ Grand Tour. Ze kwam net de zaal buiten, kende mijn appreciatie voor het eigenzinnige werk van de Portugees en er moest haar iets van het hart. We zetten ons met een koffie in de bleke oktoberzon. Ik luisterde naar haar bedenkingen, waarschijnlijk een tikje teleurgesteld dat ze mijn enthousiasme voor de film niet deelde. Ze worstelde met wat ze net gezien had en uiteindelijk kwam ze tot de conclusie dat ze de film – of op zijn minst de houding van de maker – arrogant vond.
Ze doelde daarmee deels op het maakproces. Gomes is niet goed in scenario’s schrijven: jezelf opsluiten in een kamertje met een laptop en een wereld verzinnen, de maker van Tabu (2012) en Arabian Nights (2015) vindt er maar niets aan. Liever houdt hij het speels. Hij verliest graag de controle en trekt de echte wereld in, op zoek naar fantastische verhalen, geluiden en beelden. Met een kleine crew ondernam Gomes de zogenaamde Grand Tour door Zuidoost-Azië, een imperialistische traditie, en legde hij alles vast wat hem interessant leek. Zo vond hij in Myanmar een reuzenrad, manueel aangedreven door twee acrobatische knapen in Manchester United-truitjes. Ze trekken de film op gang; het rad transformeert voor onze eigen ogen tot de draaiende filmspoel op een projector.
Dit delirische tafereel verbeeldt tegelijkertijd de desoriëntatie van Edward (Gonçalo Waddington), wiens vlucht de film aanzwengelt. Op die manier voedde het heden een fictie uit het verleden: eenmaal terug in Portugal zou Gomes samen met zijn ‘comité’ een script schrijven op basis van de gedraaide beelden. Het werd een verhaal dat zich zo’n honderd jaar geleden afspeelt, toen Europese kolonisten nog over de regio regeerden. We volgen het relaas van Edward, een Britse functionaris met cold feet die zijn verloofde Molly (Crista Alfaiate) tracht te ontlopen. Gomes vervlecht handig documentair materiaal uit Myanmar, Singapore, Bangkok, Saigon, Manila, Osaka en Shanghai met klassiek Hollywoodiaanse studio-opnames die het gedoemde liefdesverhaal verbeelden. Zo vervagen de grenzen van tijd en ruimte en bouwt de cineast een nieuwe wereld: eentje waar de wetten van de cinema gelden.
Mijn vriendin vindt het laf, die zelfgenoegzaamheid om wat knappe plaatjes te filmen en er vervolgens een flinterdun verhaaltje doorheen te weven. Een maker moet geïnspireerd zijn vooraleer ie eropuit trekt. Ik begrijp die kritiek – al laat Gomes in gesprekken uitschijnen dat er tijdens de reis al een notie van een plot bestond, geïnspireerd op een verhaal uit een roman van W. Somerset Maugham. Wat is er mooier dan een filmmaker die zich met open geest laat leiden door impressies in vreemde landen, werp ik tegen. Een maker dient te filmen met intentie, houdt ze vol. Ik zie op mijn beurt een duidelijke intentie, in de zoektocht naar gerimpelde gezichten die ontroeren, de duizelende dans van brommers op een rotonde, de majestueuze panda’s die hoog in het bamboe schommelen.
Op de vraag naar het oriëntalistische karakter van de film heb ik geen eenduidig antwoord. Ik waardeer Gomes’ nieuwsgierige en onstuimige blik, maar hier en daar vindt hij – en, zo zou een kritische geest kunnen opwerpen, zocht hij dus ook – oosterse clichés. Het verleden heeft ons, met reden, geleerd om ons argwanend op te stellen tegenover beelden die exotiserend aanvoelen. Gomes is zich heus wel bewust van die gevaren. In Tabu, zijn melodrama over een romance in de door Portugal gekoloniseerde gebieden in Afrika aan de vooravond van de onafhankelijkheidsoorlog, plaatste hij de kolonialistische kritiek centraal. Deze dimensie verdwijnt in Grand Tour naar de periferie, tot en met het slotstuk van de film, wanneer Molly’s stugge zoektocht naar Edward een donkere draai krijgt.
In interviews stelt Gomes dat “laffe mannen en koppige vrouwen” het hoofdthema uitmaken van zijn nieuwste film. Persoonlijk zie ik vooral een cineast die, for better or worse, geobsedeerd is door de oneindige mogelijkheden van het cinema-apparaat. Met een hardnekkig geloof in cross-fades en filmsets. Ik zie een regisseur die zichzelf dwingt om naar de wereld te blijven kijken als een kind, speurend naar schoonheid en spektakel. Het is zijn weerspannige verzet tegen de opvatting dat arthousecinema moet tonen wat écht is, tegen een steriel realisme. Dat maakt van Grand Tour een spannende reis, een queeste naar pracht en ambiguïteit, maar ook naar de (artificiële) wereld van cinema. Filmmakers die zich nog aan zo’n hachelijke en twijfelachtige expedities wagen, kan je arrogant vinden. Je kan ook bewondering hebben voor hun koppigheid.
REGIE Miguel Gomes
SCENARIO Babu Targino, Telmo Churro, Maureen Fazendeiro, Miguel Gomes, Mariana Ricardo
FOTOGRAFIE Gui Liang, Sayombhu Mukdeeprom, Rui Poças
MONTAGE Telmo Churro, Pedro Fiipe Marques
MUZIEK Li Kelan, Vasco Pimentel
MET Gonçalo Waddington, Crista Alfaiate, Cláudio da Silva
PRODUCTIELAND Frankrijk, Italië, Portugal
JAARTAL 2024
LENGTE 129 minuten
DISTRIBUTIE Imagine Film Distribution
RELEASE 25 december 2024 (België), 6 maart 2025 (Nederland)
Drie dagen na de dood van haar echtgenoot komt Vitalina aan in Portugal. Dromend van een beter leven had hij haar jaren geleden achtergelaten in Kaapverdië. In zijn krappe kamers kijkt ze nu, in Pedro Costa’s Vitalina Varela, haar migrantennachtmerrie in de ogen. Op fluistertoon gaat ze het gesprek aan met het verleden.
Albert Serra is een man van contrasten. Een estheet die schoonheid vindt in lelijkheid, een liefhebber van de neoclassicistische achttiende eeuw én de digitale technologie van de eenentwintigste eeuw, een overtuigd theoreticus die ruimte laat voor toeval, een controlefreak die de controle graag uit handen geeft. Al deze contrasten kwamen tijdens Film Fest Gent 2022 aan de oppervlakte in het clair-obscur van zaal 2 in Sphinx Cinema, waar Serra na een vertoning van Pacifiction in gesprek ging met Nick Pinkerton.
Op 3 februari ontvangt Lucrecia Martel een eredoctoraat aan KU Leuven. Een terugblik op haar oeuvre toont haar als cineaste van een land dat dreigt weg te zinken in de eigen trauma’s.
Wat gebeurt er in/met de Vietnamese cinema? Waarom blijven we over censuur praten als het over Vietnamese films gaat? Is dit omdat Vietnamese filmmakers – wij/hen – zo ongetalenteerd zijn dat we over censuur moeten roepen om wat aandacht te krijgen? Zijn we inderdaad, zoals honderden kijkers beweren, slecht bezig en is het allemaal “much ado about nothing”?
Uiteraard is Megalopolis van Francis Ford Coppola wat de titel voorspelt: een megalomaan bouwsel. Al zit net in de manie zijn aantrekkingskracht.