Offscreen, een offensief tegen de goede smaak

Nu de covidperikelen achter de rug zijn, zit het Brusselse Offscreen Festival weer definitief op schema. Op de wip tussen winter en lente duikt het festival als vanouds in B-genres en cinefiele curiosa. We snuffelen in het programma en duiken een onbekende parel op van een Franse Pool.

07.03.2023 | Gorik de Henau

In de loop der jaren heeft Offscreen, in de schaduw van grote festivals die een flink deel van de media-aandacht en de subsidiegelden monopoliseren, een stevige reputatie opgebouwd. Dat heeft, behalve met de tomeloze energie van oprichter-bezieler Dirk Van Extergem, vooral te maken met het consequent vasthouden aan het eigen uitgangspunt: de schijnwerpers richten op de filmische marge en allerlei vormen van cinematografische creativiteit waar de goegemeente de neus voor ophaalt. Voeg daar nog de strategische samenwerking aan toe met spelers als CINEMATEK, Cinema RITCS, Nova en Palace, en je begrijpt waarom het festival zich sinds de eerste editie in 2008 een blijver heeft getoond.

Onder de noemer ‘Machines like us’ blikken meer dan dertig films (waarvan de meeste in CINEMATEK) op robots in de sciencefictionfilm. De sectie omvat het brede spectrum van wat je in dat plooibare genre kunt onderbrengen, van het visionaire Blade Runner (Ridley Scott, 1982) over Fritz Langs Metropolis (in de ‘discoversie’ van Giorgio Moroder, 1984) en het allegorische Robocop (Paul Verhoeven, 1987) tot de intelligente anime Ghost in the Shell 2 (Mamoru Oshii, 2004). In Amerikaanse sciencefiction uit de paranoïde jaren vijftig kon je in de buitenaardse dreiging dan weer zonder veel moeite de vijand uit het Oostblok herkennen. Denk maar aan The Day the Earth Stood Still (Robert Wise, 1951) en Forbidden Planet (Fred M. Wilcox, 1956).

Van achter het IJzeren Gordijn, meer bepaald uit Polen, kwam Stanisław Lem, die nu samen met Jules Verne geldt als een van de onbetwiste literaire meesters van het genre. Van de auteur van Solaris (bekend in de versies van Andrej Tarkovski en Steven Soderbergh) en The Congress (verfilmd door Ari Folman) worden twee minder bekende verfilmingen geprogrammeerd, namelijk Ikarie X B1 (Jindrich Polák, 1963) en Pilot Pirx’s Inquest (Marek Piestrak, 1979). Het woord ‘robot’ werd trouwens bedacht door de Tsjechische schrijver Karel Čapek, en wil in de Shortscreen-sectie nu toch Der Molchkongress (Matthias Sahli en Immanuel Esser, 2022) zijn opgenomen, naar Čapeks satirische toekomstroman Oorlog met de salamanders, die ook in het Nederlandse taalgebied een cultstatus geniet.

Hommages zijn er aan de Italiaanse exploitation-maestro Joe D’Amato en de Franse pornoactrice Brigitte Lahaie (die trouwens in the flesh aanwezig is). De Amerikaanse cineast E. Elias Merhige, bekend van mainstreamfilms als Shadow of the Vampire (2000) en Subject Zero (2004) maar met een achtergrond in undergroundtheater, geeft een masterclass. Als slotfilm wordt zijn geremasterde Screen of the Sky-trilogie vertoond in bijzondere omstandigheden, namelijk Rebel without a Cause-gewijs in een heus planetarium en in 360 gradenprojectie.

In cinefiel opzicht is de Offscreenings-sectie, met films die in ons land nog altijd op een distributeur-met-durf wachten, vaak het interessantst. Hier vind je alvast Fairytale van Aleksandr Sokoerov, waarin de Russische cineast na zijn aan individuele figuren gewijde dictatortrilogie (Moloch, Taurus, The Sun) potentaten van diverse pluimage samen laat opdraven. Bijzonder is Escape to the Silver Globe (Kuba Mikurda, 2021), een mooie aanwinst in het rijtje documentaires over gedoemde, al dan niet afgewerkte megalomane filmprojecten. Denk daarbij aan Hearts of Darkness, Jodorowsky’s Dune, Lost in La Mancha, Burden of Dreams of Henri-Georges Clouzot’s Inferno.

Escape to the Silver Globe gaat over Andrzej Żuławski’s On the Silver Globe (1977-1988). Die film zit niet in het festivalprogramma, maar is rechtenvrij en kan probleemloos worden gestreamd. Met dit sciencefictionepos verfilmde hij een romantrilogie van zijn oudoom Jerzy Żuławski, bewonderd door bijvoorbeeld Stanisław Lem, maar in het Westen zo goed als onbekend. Andrzej Żuławski, geboren in Polen maar deels in Frankrijk opgegroeid en gewantrouwd door collega-cineasten en partijbureaucraten, wilde er een artistiek statement mee maken in zijn vaderland. Het resultaat is een geniale mislukking en een herkenbaar werkstuk van de maker van L’important c’est d’aimer (1975) en Possession (1981), films waarin bevlogen inspiratie en demonische obsessie niet uit elkaar te houden zijn.

Met een extatische, vervormende camera en in blauwgrijze, vaalgroene tinten ontvouwt zich het meanderende verhaal, op een soundtrack die varieert van voluit symfonisch tot elektronisch à la Popol Vuh en Tangerine Dream. Het is allemaal bijzonder metafysisch, speculatief en mystiek, zoals sciencefiction hoort te zijn – in tegenstelling tot de met technologische gimmicks en gadgets behepte Hollywoodvariant. De kostuums en production design getuigen van een zelden geziene originaliteit en de locaties (vervallen kastelen, zoutmijnen, kille stranden) ogen indrukwekkend. Het is een fraai staaltje worldbuilding, al is het verhaal dat zich in die wereld afspeelt moeilijk te volgen en vaak ronduit hermetisch – een euvel waaraan wel meer sciencefiction lijdt.

Na een draaiperiode van bijna twee jaar in ongure uithoeken van de wereld (de Baltische kust, de Gobiwoestijn, de Kaukasus, de Krim) trok het Poolse ministerie van Cultuur eind 1977 er opeens de stekker uit. De Poolse economie was er barslecht aan toe en het vanity project van ‘die Franse snob’ werd als een overbodige luxe beschouwd. De opnamen, die voor tachtig procent rond waren, werden stopgezet en de kostuums en decors vernietigd, waarna Żuławski zonder boe of bah het land werd uitgezet. Pas in 1988 kon de film worden afgewerkt, weliswaar met ontbrekende passages, voor vertoning op het festival van Cannes, waarna hij bijna meteen op de plank belandde. Het zou wachten worden tot 2016 voor de film dankzij een digitale restauratie kon worden bekeken in een versie die de visie van de cineast enigszins benaderde.

Uit de documentaire komt Żuławski naar voren als een demiurg met een titanische scheppingskracht, vastbesloten om zijn visie aan de wereld op te dringen. Het oorlogskind getekend door de nazibezetting maakt geen onderscheid tussen kunst en leven, en iedereen moet meestappen in zijn gitzwarte wereldbeeld. Als je hoort dat sommige dialogen rechtstreeks uit zijn dagboek komen, begrijp je waarom een en ander zo dicht tegen de pijngrens zit. Tegelijk worden de parallellen met zijn eigen leven duidelijk. De protagonist, een aardbewoner die op een vreemde planeet voor een messias wordt gehouden, strijdt als een Hamlet-figuur tegen de absurditeit waarin hij is terechtgekomen. Net zo tracht Żuławski zijn huwelijksproblemen te bezweren, zijn criticasters de mond te snoeren, de logistieke problemen op de set het hoofd te bieden en de apparatsjiks van de communistische partij een stap voor te blijven.

Interviews met betrokkenen (familieleden, medewerkers, critici) wisselen af met setopnamen, filmfragmenten en archiefbeelden van Franse tv-shows. Zo ontstaat een gelaagd en meerduidig portret van een bezeten man, maar net zo goed van een stuk Poolse filmgeschiedenis – je krijgt onder anderen Wajda, Kieślowski en Zanussi te zien – en van een Midden-Europese maatschappij waar de doodsreutels van de Oostblok-ideologie almaar luider gaan klinken.

 

Offscreen loopt van 8 tot 26 maart. Meer informatie vind je op hun website.

gerelateerde artikelen
 

Lamento voor een dode slang

De mythe van Orpheus en Eurydike spreekt al eeuwenlang tot de verbeelding: een jonge zanger wil zijn geliefde terughalen in de onderwereld maar verknalt het door om te kijken. Misschien zou de bevrijding beter lukken als de genderrollen werden omgekeerd?

Staatsgeheim binnen en buiten het kader

Uit voormalige Oostbloklanden komen er sporadisch ‘revisionistische’ films, waarin een nieuw licht wordt geworpen op historische fenomenen die tijdens de Koude Oorlog in de doofpot waren gestopt. Enkele voorbeelden zijn Sunshine (István Szabó, 1999) en Katyń (Andrzej Wajda, 2007). Andrej Kontsjalovski’s Dear Comrades! sluit daarbij aan.

 
 

Opgroeien op het scherp van de Geschiedenis

Hoe vertolken we Anne Frank voor de 21ste-eeuwse jeugd? Dat was de vraag waarmee het Anne Frank Fonds in Bazel naar Ari Folman stapte na het succes van diens Waltz with Bashir (2008). Met Where Is Anne Frank levert hij opnieuw een pleidooi af voor de noodzaak van steeds hernieuwde herinnering.

Porno choque

De camera verandert alles, gelooft de pornoproducent uit horrorfilm X. Met zijn kleine crew trekt hij in 1979 naar de afgelegen boerderij van een bejaard koppel om er in het geniep en goedkoop een film te draaien. Hadden ze The Texas Chain Saw Massacre gezien, wisten ze vast beter… Zolang de camera loopt, is het ‘maar’ een film, toch?

 
 

Wat meer en vooral niets minder. Thierry Zéno gerestaureerd

CINEMATEK brengt hulde aan de visionaire Belgische kunstenaar en filmmaker Thierry Zéno zaliger. Uit de recente restauratie van zijn werk vloeit een dubbele dvd-release met drie van zijn inktzwarte films. Het is een wonderbaarlijke en bijzonder wrange collectie van de meest controversiële filmmaker die België ooit mocht kennen.