Documentairemaker Sofie Benoot liet zich eerder al voeden door woestijnen en grondlagen. Haar graafwerk brengt haar nu, in het essayistische Apple Cider Vinegar, bij keien, stenen en gesteente.
Nu bedenk ik me dat ik niet weet wat steen is, zoals ik niet weet wat vuur is. Ze lijken niet te ontleden, uit te pluizen tot cellen met kernen en wanden als planten; vuur is van vuur en steen is van steen. Plantblind staat in het woordenboek, of in ieder geval in mijn tekstverwerker, maar steenblind blijft rood onderlijnd. De stenen die ik ken zijn de bijzondere, (half)edel en kostbaar, beroemd om hun schoon- en zeldzaamheid of hun gebruik in standbeelden en aanrechten. De stenen waar ik op dagelijkse basis mee gemoeid ben, waarop ik loop en zit, waartegen ik aanleun en die ik twee, drie, vier keer over water keil, zijn mij vreemd. Ze heten gewoon ‘steen’ en hun onopvallendheid is stuitend, want het verhaal van de mens zal in steen geschreven staan, in de voegen, bermen en kasseien waar zo voorbij gekeken wordt.
In Sofie Benoots docufictionele essayfilm Apple Cider Vinegar groeit natuurdocumentaire voice-over Siân Phillips in een van haar nieren haar eigen steen, een geel uitgeslagen en poreus ogend dingetje van ongeveer dezelfde vorm en omvang als een Mentos-muntje. Deze steen, als een toverbal laag voor laag in en door haar lijf gevormd, zet haar aan het denken; waar steen voorheen enkel het decor van haar onderwerpen heeft gevormd, ziet ze nu het gesteende zelf als onderwerp. Met de niersteen in haar handpalm trekt ze door de wereld, op zoek naar mensen voor wie stenen wél een hoofdrol spelen, en ze toont hen wat haar lichaam heeft gemaakt. Ze trekt haar arm voor de lens en presenteert haar parel, opgebouwd uit mineralen die ouder zijn en van verder komen dan je je werkelijk voor kunt stellen. Want net als de dieren in de documentaires die Siân met haar husky voice begeleidt, en waar ze in haar vrije tijd nog altijd naar kijkt via live feeds van webcams over de hele wereld, toont ze gesteente als bewegend wezen. De idee dat dit slechts reactief is, enkel beweegt wanneer daartoe aangezet door een andere kracht, blijkt onvolledig. Na de uitbarsting van een vulkaan op Fogo zijn zwarte rotspartijen het huis van een familie binnengedrongen. Ze puilen er door deurposten, stuwen door raamkozijnen en wikkelen zichzelf om de spijlen van de veranda. De aarde heeft zich onuitgenodigd in hun huiskamer genesteld en laat hen geen andere keuze dan een meubelstuk te maken van hetgeen dat hen zo zou kunnen oppeuzelen, mocht het noodlottige toeval zich voordoen.
Die relatie is natuurlijk wederkerig; niet alleen schikt de mens zich naar gesteente, maar ook andersom. In Palestina weet groevewerker Juma’a grote brokken rots in stukken te splijten met drie nauwkeurig geplaatste slagen van zijn hamer, ze te raken op de plekken waar ze het zachtst zijn; de plekken waar ze in vervlogen dagen in een oceaan hebben gelegen. De gespleten steen onthult een pleistocene vis, gevangen en bewaard in de groeve en door Juma’a in de kofferbak van zijn auto geladen om boven de schoorsteenmantel te pronken als oeroude jachttrofee. Ook wij zullen zo eindigen, aldus een hobbygeoloog die stelt dat de sporen van de mens nog miljoenen jaren zichtbaar zullen zijn in de lagen en vouwen van de rotsen waar wij nu achteloos met de auto langsrijden. Benoot rijgt verleden en heden aan elkaar, plaatst de mens in de chronologie van mineralen die ons met vele jaren zullen overleven. Wij, mensen, zijn op deze schaal een spin die even voor een van de webcams kruipt, een paar tellen blijft zitten en weer van het stenen decor verdwijnt.
De stem van Siân vertelt dat gesteente haar hoofdpersonage is en geen decor, maar ik moet haar toch tegenspreken: natuurlijk is het een film over mensen. Over zij die met stenen leven, over Charlotte die onder de indruk is dat haar lichaam een antenne is waarmee ze aardbevingen kan voorspellen, de Euraziatische plaat in directe verbinding met haar staartbeen. Over mensen in bodywarmers die het gras van rotswanden pellen om de geschiedenis die eronder verscholen gaat bloot te leggen. Over bewoners van de Engelse kust die ieder jaar hun achtertuin een stukje meer zien afbrokkelen en door de oceaan verzwolgen zien worden. Siân zelf is een verzinsel van Benoot, niet de actrice maar wel het personage. Zij staat buiten de tijd, is tegelijk met de geologen in gesprek en gniffelt vanuit een alziende positie om de scènes op een manier die alleen mogelijk is vanuit een terugkijken. Ze is al oud, de stem, en haar benadering van de wereld is er een van iemand die er niet lang meer deel van zal uitmaken, behalve misschien als mineraal. De fictionalisering van de voice-over en diens lange leven biedt Benoot de gelegenheid op een manier op de wereld te reflecteren die misschien weinig past bij een meer autobiografische benadering van een negenendertigjarige. Ze uit zorgen over de toekomst, vergelijkt de mens niet met uitgestorven soorten maar eerder met de meteoor die de uitsterving bewerkstelligt. Een vergelijking die niet in harmonie is met de verbinding die verder in de film oh zo voelbaar wordt gemaakt, met de tedere hand die over de ruwe stenen gaat, de tedere stem die een aarde ontdekt die ze tot dan toe misgelopen is; waarin steen niet buiten ons staat en wij niet buiten steen, maar alles met elkaar verwikkeld in een cyclus van groei en verval.
REGIE Sofie Benoot
SCENARIO Sofie Benoot
FOTOGRAFIE Jonathan Wannyn
MONTAGE Sofie Benoot, Liyo Gong
MUZIEK Guillaume Graux
MET Siân Phillips
PRODUCTIELAND België, Nederland
JAARTAL 2024
LENGTE 80 minuten
DISTRIBUTIE Avila
RELEASE 8 mei 2024
Wat beweegt ons in film? Fantômas houdt de vinger aan de pols tijdens Film Fest Gent, met vandaag De Humani Corporis Fabrica van Lucien Castaing-Taylor en Véréna Paravel, met als hoofdpersonage dat ene lichaam van ons allen.
Wat beweegt ons in film? Fantômas houdt de vinger aan de pols tijdens Film Fest Gent, met vandaag The Fruit Tree van Isabelle Tollenaere, op wandel door al bestaande beelden.
Liesbeth De Ceulaers docufictiefilm Holgut verbindt mythes en legendes uit het verleden met gemoedelijke gesprekken in het heden en droombeelden over de toekomst. In alle drie waart iets van de lang uitgestorven mammoet rond: soms slechts een afdruk, soms een enkele slagtand, soms het hele beest met huid en haar en knipperende tekenfilmogen.
“Of het gevaarlijk is vulkanen van zo dichtbij te bestuderen? Niet gevaarlijker dan in België over straat wandelen.” Of je films moet maken aan de rand van een krater? Jazeker wel. Met Fire of Love knipt en plakt Sara Dosa een prachtige collage in elkaar over vulkanen, liefde en cinema.
Leven in landschappen, wonen in film. Ons vierde nummer verkent hoe cinema landschappen tekent.